Geen boek ter wereld, behalve de Bijbel, is zoveel gelezen als Bunyans ‘Eens Christens Reyse na de Eeuwigheyd’, of wat moderner ‘De reis van Christen naar de eeuwigheid’, en nog korter ‘De Christenreis’. Het is in meer dan honderd talen en dialecten vertaald en wordt nog steeds gelezen. Waarom?
Om die vraag te beantwoorden gaan we eerst naar een stukje Engelse (kerk)geschiedenis, de zestiende en zeventiende eeuw, de tijd waarin John Bunyan leefde.
Koning Hendrik VIII wilde 'scheiden' omdat zijn vrouw hem geen zoon kon geven. Hiervoor was toestemming nodig van de paus, maar die weigerde het huwelijk nietig te verklaren. Hierop brak Hendrik met de Rooms-Katholieke Kerk en benoemde zichzelf tot hoofd van de Engelse Kerk. Zo ontstond de Anglicaanse Kerk. Deze bleef echter, zowel wat leer als wat liturgie betreft, sterk op de kerk van Rome lijken.
In het vervolg stelde de koning de regels op in de kerk, samen met de aartsbisschop van Canterbury.
De opvolgers van Hendrik VIII waren soms protestant, soms katholiek. Vooral Mary, getrouwd met Filips II van Spanje, was berucht om haar vervolging van de protestanten. Ze werd dan ook ‘Bloody Mary’ genoemd.
Puriteinen
Toen in 1625 de protestantse Karel I koning werd, kwam het tot een botsing tussen koning en parlement. De koning wilde een centraal geleide, hoogkerkelijke anglicaanse kerk, het parlement voelde meer voor een laagkerkelijke, minder strikte variant. Daarbij kwamen nog de calvinistische en de puriteinse stromingen. Met name de puriteinen legden de nadruk op eenvoud en persoonlijk contact met God, zonder hoogkerkelijke regels en roomse restanten. Van 1642 tot 1649 woedde een burgeroorlog. Karel I arresteerde vijf van zijn belangrijkste tegenstanders in het parlement. Deze vijf zochten asiel in Londen. De koning bracht toen een leger op de been tegen het parlement. De parlementariërs, onder leiding van Cromwell, wonnen deze oorlog. In het parlementsleger vochten veel radicalen en andere vrij-kerkelijken mee. Zij zorgden ervoor dat Karel I op 30 januari 1649 onthoofd werd. De dood van de koning gaf de puriteinen macht. Op hun beurt probeerden ze hun sobere levensstijl op te leggen aan de bevolking.
Karel II regeerde van 1660 tot 1685. Hij herstelde in Engeland en Ierland de bisschoppelijke kerkorde. De vrijheid van degenen die de anglicaanse kerk niet erkenden, werd drastisch ingeperkt. Ook de puriteinen en de baptisten, waarbij John Bunyan zich had aangesloten, kregen het moeilijk.
In 1689 werd de Nederlandse Willem III gekroond tot stadhouder-koning. Hij kreeg minder macht. Het was het begin van een parlementair-democratische regering zoals we die nu nog kennen.
John Bunyan
John wordt in november 1628 geboren in het gezin van Thomas en Margaret Bunyan. Thomas is ketellapper en het gezin is arm. John gaat wel naar school, leert lezen en schrijven, maar het meeste is hij al snel weer vergeten. Onder zijn kameraden is hij degene die het meest vloekt en tiert, die liegt en Gods Naam lastert. Toch wordt hij ook geplaagd door angsten voor het oordeel van God. 'Maar,' zegt hij zelf, ‘gelukkig gingen deze dromen een poosje later bij mij weg. Ik vermaakte mij zo in de zonde, dat ik ze al gauw vergeten was.’
Als John zestien jaar is neemt hij dienst in het parlementsleger om te vechten in de burgeroorlog tussen Karel I en het parlement. Het jaar daarop sterven zijn moeder en zijn zus Margaret. In het leger maakt hij een gebeurtenis mee die eveneens diepe indruk op hem maakt. Hij wordt met anderen uitgeloot om een bepaalde plek te bestormen, maar een vriend vraagt hem of hij wil ruilen. Die vriend wordt doodgeschoten. Toch verandert het zijn leven niet.
Ketellapper
John is net als zijn vader ketellapper. Hij trouwt met Mary als hij twintig jaar is. Geld of spullen hebben ze niet, alleen een bord en een lepel, maar Mary brengt twee boeken mee die haar vader haar heeft nagelaten: ‘De weg van een arme naar de Hemel’ en ‘De praktijk van de godzaligheid’. Door Mary en door het lezen van de boeken van zijn schoonvader wordt John wel godsdienstig. Hij gaat op zondag twee keer naar de kerk, bidt en zingt heel vroom, maar blijft intussen doorgaan met zijn zondige leven. Dan volgt een periode van verlangen naar God, angst voor het oordeel en steeds weer een terugval. Hij blijft vloeken onder zijn werk, totdat een buurvrouw hem zegt ‘dat hij de meest goddeloze kerel is die ze ooit in haar leven heeft horen vloeken, hij bederft de hele jeugd van het dorp’. Daarna is het vloeken afgelopen. Hij probeert steeds meer te leven naar de wet van God en denkt hierdoor vrede met God te vinden.
Op zekere dag is hij getuige van een gesprek tussen een paar vrouwen in Bedford. Ze praten over wedergeboorte, over het werk van God in hun harten, over de liefde van God. Ze verwachten het totaal niet van hun eigen vrome leven. Dat spreekt hem aan. Hij wordt lid van de puriteinse baptistengemeente in Bedford, waarvan ook die vrouwen lid zijn. Daar leert hij de priester Gifford kennen, waar hij een hechte band mee opbouwt. In datzelfde jaar valt hij in het water en verdrinkt bijna. Jaren volgen waarin hij dan weer op God vertrouwt maar daarna weer terugvalt in twijfel en wanhoop.
Uiteindelijk wordt hij diaken en, als ds. Gifford sterft, voorganger van de gemeente. Hij wordt een prediker met grote gaven, die de gemeente met klem de liefde van Christus voorhoudt. Hij pleit voor levensheiliging, voor dagelijkse bekering. Echter, onder Karel II was het voor een ketellapper zonder theologische opleiding, zonder bisschopswijding absoluut verboden voor te gaan in een kerkdienst. In 1660 wordt hij gearresteerd. Wil hij weer vrijkomen dan moet hij beloven op te houden met preken, zijn beroep weer op te pakken en normaal naar de staatskerk te gaan.
Gevangenis
Met een enkele onderbreking brengt hij twaalf jaar in de gevangenis door. Zijn vrouw Elizabeth, met wie hij na de dood van Mary is getrouwd, doet haar uiterste best hem vrij te krijgen, maar zonder succes. De gevangenschap valt hem met name zwaar omdat hij zijn vrouw en zijn vier kinderen moet achterlaten. De gedachte aan de ontberingen waaronder zij moeten lijden, breekt zijn hart. In die tijd schrijft hij verscheidene boeken, waaronder het verhaal over zijn leven: ‘Genade overvloeiende voor de grootste der zondaren’. In 1672 vaardigt het parlement een wet uit, de ‘Inschikkelijkheidsverklaring’, die predikanten verlof geeft om weer te preken. John wordt vrijgelaten en krijgt een koninklijke volmacht om als predikant op te treden. Hij wordt dan voorganger van de Bedfort-meeting. In 1675 wordt hij nog eens een half jaar gevangengezet. Zijn bekendste boek komt uit die tijd: ‘De reis van Christen naar de eeuwigheid’ (in een volgend artikel daarover meer).
John overlijdt in 1688. Hij wordt begraven op Bunhill Fields, een begraafplaats voor non-conformisten in Londen.
Janneke van der Molen, Bierum