Het gebeurde veertig dagen na zijn opstanding. De discipelen waren samen met Jezus op een berg. Op een gegeven moment kwam daar een wolk die Hem onttrok aan hun ogen. Opeens was Hij er niet meer. Het werd hun gezegd: God had Hem opgenomen in de hemel.
Christus verscheen voortaan niet meer aan zijn leerlingen zoals Hij dat die weken daarvoor wel had gedaan. Zo zou Hij niet meer bij hen komen. Hij bleef voortaan in de hemel. Pas na Pinksteren begrepen de discipelen de volle rijkdom daarvan.
Iets van die rijkdom is verwoord in de Heidelbergse Catechismus, die verklaart dat Christus in de hemel is met het oog op het heil van de zijnen. Dat is: voor hun redding. Een geweldige boodschap! In zijn hemels paleis werkt Hij verder aan hun redding. Want dat is nodig. Ook al heeft de verzoening op Golgota plaatsgevonden, de gelovigen zijn op aarde niet zonder gevaar. Maar Christus is in de hemel 'tot hun heil', tot Hij terugkomt.
Lichaam
Voor de kerk op aarde is niet altijd duidelijk dat Hij omwille van haar werd opgenomen. Ze ziet Hem niet. De vraag kan zelfs opkomen: 'Is Hij nog wel bij ons? Ziet Hij ons nog wel?' Een kind dat zijn ouders niet ziet, en geen antwoord krijgt op zijn roepen, kan in paniek raken. Hoe zou een kind van God soms niet bang worden? Jezus had toch bij zijn afscheid tegen zijn discipelen gezegd dat Hij bij hen zou zijn tot het einde van de wereld? 'Is dat dan wel waar als wij Hem niet kunnen zien?'
Wat zijn mens-zijn betreft, is Hij inderdaad niet meer bij de zijnen. Hij is met zijn lichaam naar de hemel gegaan. Met zijn menselijk lichaam, dat verheerlijkt is. Daar zit Hij aan de rechterhand van de Vader. Hoewel deze gedachte onvoorstelbaar is, gelooft en belijdt de kerk deze werkelijkheid. Ze wil daarin niets anders belijden dan wat de Schrift zegt.
Christus is ook met zijn goddelijke natuur in de hemel. Maar niet alleen daar. Zijn god-zijn is niet aan een bepaalde plaats gebonden. Hij is echt God. Wat dat betreft wijkt Hij nooit van zijn kerk. Hij is met zijn goddelijke natuur bij haar, met zijn majesteit, zijn macht en zijn koninklijke heerschappij. Hij is rondom de zijnen zoals eens een legermacht rondom Elisa en zijn knecht was, bij de stad Dotan.
Ook met zijn genade is Christus Jezus bij zijn kerk. Zijn goedheid is groot. Hij schenkt goede gaven, soms juist op die momenten waarop de zijnen daaraan niet meer denken. Met zijn heilige Geest zal Hij als de goede herder altijd bij zijn kudde zijn. Hij wijkt nimmer van hen.
Maar sommigen menen dat op deze manier de twee naturen van Christus van elkaar worden losgemaakt. Zou het niet zo zijn dat Hij ook met zijn menselijke natuur overal is waar zijn godheid is? Die gedachte leeft vooral in de lutherse traditie. De eigenschappen van de goddelijke natuur van Christus zijn overgegaan op zijn menselijke natuur, zo zegt men daar.
Maar die gedachte is niet in overeenstemming met de Schrift. Er is verschil tussen de godheid en de mensheid van Christus. Zijn godheid is alomtegenwoordig. Kenmerkend voor een mens daarentegen is dat deze slechts op één plaats tegelijk kan zijn.
Zeker, de godheid van Christus is zonder meer met zijn menselijke natuur verbonden. Ze vormt daarmee één geheel. Maar ze is daarin niet opgesloten. Zijn godheid is ook buiten zijn menselijke natuur. Christus is zeker overal, in de hemel en op de aarde, maar niet overal op gelijke wijze.
Pleitbezorger
Dat Christus in de hemel is, heeft voor de zijnen een rijke betekenis. Allereerst: Hij is daar hun advocaat. Hij neemt het voor hen op voor het aangezicht van God, omdat zij zich daar niet op eigen kracht kunnen handhaven als zij voor Hem moeten verschijnen. Zij kunnen zelf geen enkele grond aandragen voor hun vrijspraak. Daarvoor rust op hen een te zware schuld. Deze kunnen zij zelf nooit betalen.
Maar Christus is in de hemel hun voorspraak. En wat voor voorspraak! Hij is de gestorvene, die voor hen de schuld heeft betaald. Hij is degene die is opgewekt uit de doden, en zit aan de rechterhand van zijn Vader (Rom. 8, 32). Geeft dat niet veel vertrouwen in de uitkomst van zijn pleidooi? De gelovigen die gezondigd hebben, mogen weten dat zij een geweldige voorspraak bij de Vader hebben (1 Joh. 2, 1). Daartoe is Jezus naar de hemel gegaan, als hun pleitbezorger voor het aangezicht van de Allerhoogste. In Hem is de oudtestamentische priesterdienst tot vervulling gekomen. Zoals de priesters in het oude Israël het volk voor het aangezicht van God vertegenwoordigden, zo vertegenwoordigt Christus de zijnen bij zijn Vader.
Maar er is meer. Dat de Heiland in de hemel is, betekent voor de zijnen een garantie voor hun volkomen redding. Wie gelooft, is met Christus verbonden. Dan ben je met Hem één geworden. Met heel je persoon. Ook met je lichaam. De Here Jezus is niet alleen een verlosser van de ziel, maar ook van het lichaam. Nu Hij in de hemel is met zijn eigen, verheerlijkt lichaam, is Hij een onderpand voor de zijnen. Als Hij daar is, zullen ook de zijnen daar komen, met ziel én lichaam. Bij hun sterven zal hun ziel in de hemel opstaan, en op de jongste dag ook hun lichaam. Christus is hun Hoofd. Hij zal de zijnen zeker met zich verenigen. Zijn presentie daar is voor hen een onderpand. Is hun Hoofd in de hemel, dan zullen zijn leden zeker volgen. Anders gezegd: ze hebben een anker achter het voorhangsel (Heb. 6, 19-20).
Garantie
De hemelvaart van Christus is de garantie voor een behouden vaart van de zijnen, ook al is hun reis niet altijd even kalm. De heerlijkheid die de zijnen wacht, is zelfs groter dan de heerlijkheid die er in het begin was, vóór de zondeval. Toen kon de mens zondigen. Maar in de toekomst zullen de zijnen niet meer kunnen zondigen. Hun zielen zijn dan gered, zoals Petrus schrijft (1 Pet. 1, 9). De verzoening heeft dan gestalte gekregen in de volkomen verlossing.
Met deze pleitbezorging en dit onderpand-zijn is de betekenis van de hemelvaart van Christus nog niet uitgeput. Christus heeft de troon bestegen. Hij is tot Kurios gemaakt. Als Kurios heeft Hij alle macht in hemel en op aarde. Hij zendt zijn dienaren die zijn volk moeten leiden. Zijn dienaren? Engelen? Hij zendt vooral zijn Geest, met Wie Hij één is. Hij komt op die manier zelf weer bij hen. Maar dan niet in zijn menselijke natuur. Die natuur kan maar op een plek tegelijk zijn. Nee, Hij zendt zijn Geest die overal tegenwoordig kan zijn.
Deze Geest is tegelijkertijd de ultieme garantie dat zijn kerk eens in heerlijkheid zijn erfenis ontvangt. Hij is bij wijze van spreken de eerste uitbetaling. Nu deze eerste rijke gave van de heilstijd is geschonken, is de volledige uitbetaling van de erfenis gegarandeerd. De Geest is het onderpand dat Christus Jezus zijn gemeente schenkt.
Wat de Geest doet? Hij staat de gelovigen bij en schenkt hun kracht. Met die kracht kunnen zij gefocust blijven op de dingen die 'boven' zijn. Die kracht hebben ze terdege nodig. Want uit zichzelf gaan zij helemaal op in het tijdelijke, aardse bestaan. Ze zijn wat dat betreft bijzonder zwak. Maar door de kracht van de heilige Geest zoeken ze niet langer wat beneden is, maar wat boven is, waar Christus is, aan de rechterhand van zijn Vader.
D. J. Steensma, Feanwâlden