De kerk van ongeveer zestien eeuwen geleden, die de Latijnse taal gebruikte, sprak over de communio sanctorum. Het woord communio is duidelijk. Dat slaat op verbondenheid. Maar wat bedoelt dat tweede woord? Mensen of zaken? Of beide? Wat stond de opstellers van een nieuw avondmaalsformulier (2010) voor ogen met de bede: 'Doe ons de gemeenschap der heiligen beleven'?
Vaak denken we daarbij aan de gelovigen. Zij zijn onderling verbonden en vormen een geloofsgemeenschap. Maar daarmee is toch nog niet alles gezegd. Het woord anctorum (uit: communio sanctorum) kan ook slaan op heilige dingen. Dan belijden we met de apostolische geloofsbelijdenis: Ik geloof dat wij verbonden zijn aan heilige zaken. In de loop van de eeuwen heeft de kerk ook daaraan gedacht.
Avondmaal
Er zijn vele zaken die voor ons heilig zijn, en die we ook zo noemen. Bijvoorbeeld het avondmaal. De kerk sprak in dat verband onder meer over de <<cursief>>communio<<einde cursief>>. In het Nederlands heet dat dan: communie. Zo doet de Rooms-Katholieke Kerk dat nog steeds.
In het avondmaal bevestigt Christus dat Hij daadwerkelijk gemeenschap heeft met zijn kerk. Hij is echt met haar verbonden. Het avondmaal is niet slechts een maaltijd waarbij de kerk zich herinnert wat op Golgota is gebeurd. Het is evenmin alleen maar een maaltijd waarbij gedacht wordt aan wat eens zal komen: de bruiloft van het Lam. Het avondmaal zegt meer. Het is ook een viering van de daadwerkelijke verbondenheid met Christus door zijn Geest.
Zo wordt dat ook uitgesproken. De predikant noemt bij de viering van het avondmaal, in navolging van de apostel Paulus (1 Kor. 10, 16), het brood een gemeenschap met het lichaam van Christus, en de beker een gemeenschap met diens bloed. Zijn het lichaam en bloed van de Here geen heilige zaken?
Dat spreekt de kerk dan ook uit: Ik geloof de gemeenschap aan het lichaam en bloed van Christus. Anders gezegd: Ik geloof dat de kerk verbonden is met de levende Here.
De gelovigen hebben gemeenschap met Christus (1 Kor. 1, 9), de ultieme heilige, in Wie alle heilige zaken zijn samengevat. Wie zijn redding bij Christus zoekt, zal door zijn Geest bij het avondmaal de eenheid met zijn Gastheer ervaren, aldus een van de nieuwe avondmaalsformulieren.
Een ouder formulier (uit 1974) zegt eveneens dat de gelovigen door de Geest waarachtige gemeenschap met Christus hebben. Zij krijgen dan deel aan al zijn schatten en gaven: het eeuwige leven, de gerechtigheid en de heerlijkheid.
Zo heeft ook de Heidelbergse Catechismus de desbetreffende belijdenis verstaan: de gelovigen hebben allen tezamen en ieder persoonlijk deel aan Christus en al zijn schatten en gaven (55).
Prediking
Daarnaast noemen we ook de doop heilig. 'Ik geloof in de gemeenschap der heiligen' betekent dan ook: 'Ik geloof dat we verbonden zijn aan de heilige doop.'
Dit spreken over de sacramenten en andere heilige zaken sluit in de apostolische geloofsbelijdenis mooi aan bij het artikel over de kerk: eerst wordt de kerk heilig genoemd en meteen daarna de kostbaarheden die we in de kerk aantreffen.
We kunnen dan ook denken aan de heilige Schrift. En aan de bediening van het Woord. Als de sacramenten heilig zijn, dan toch ook de prediking van het evangelie? Doop en avondmaal geven toch geen grotere belofte dan deze prediking? De sacramenten zijn niet van een hogere orde dan de woordbediening waarin de poorten van het koninkrijk van God worden geopend en gesloten.
Zouden we bij deze heilige zaken ook niet kunnen denken aan de geboorte van de Heiland, zijn kruisiging, zijn opstanding uit de doden en zijn hemelvaart? Heilige heilsfeiten! Daar is een de gelovige toch mee verbonden? Paulus spreekt over een samengegroeid-zijn met hetgeen gelijk is aan de dood en opstanding van Christus (Rom. 6, 5). Wat zou een 'heilige' zijn zonder zijn verbondenheid aan deze heilige zaken?
Maar dan ook dat andere: de belijdenis van de gemeenschap der heiligen spreekt eveneens over de verbondenheid van de gelovigen met elkaar. Deze gemeenschap is hun geschonken op grond van het werk van Christus. In Hem zijn zij verbonden aan elkaar.
Deze onderlinge gemeenschap is tegelijkertijd een opgave. Dat benadrukt de Heidelbergse Catechismus bij zijn uitleg van dit geloofsartikel: elke christen moet zich geroepen voelen om zijn gaven tot nut en heil van andere leden bereidwillig en met vreugde te gebruiken (HC 55).
De gelovigen zijn onderling verbonden. Ze vormen een eenheid. Die eenheid is een gegeven. In dat verband spreekt Paulus in het bijzonder over 'de eenheid van de Geest'. Eenheid is geen zaak die wij zelf kunnen maken. Ze wordt bewerkt door de Geest van God (Ef. 4, 3).
Onderlinge band
De gelovigen zijn onderling verbonden door de band van vrede (Ef. 4, 3). 'Vrede' is een van de aspecten van de vrucht van de Geest (Gal. 5, 22). De heiligen vormen eveneens door de liefde een gemeenschap. De liefde is zelfs de meeste van de gaven die God schenkt. Ze is de 'band der volmaaktheid' (Kol. 3, 14). Zonder liefde is er geen eenheid in Christus. Zoals de leden van een lichaam één geheel zijn, zo zijn de gelovigen onderling aan elkaar verbonden als leden van het lichaam van Christus.
Deze onderlinge gemeenschap beleven zij juist ook bij het avondmaal. Er is één brood waarvan zij eten. Hoewel zij met velen zijn, vormen zij toch één lichaam. Zij hebben allen deel aan het ene brood (1 Kor. 10, 16).
In deze onderlinge gemeenschap is de gemeente van Christus een teken van het rijk dat eens in heerlijkheid zal doorbreken. Ze belijdt die onderlinge verbondenheid en toont die ook in haar daden.
Zouden dan ook de engelen delen in die gemeenschap van de heiligen? Zijn ook zij niet heilig? Ze hebben toch een aparte positie? Ze zijn toch afgezonderd tot dienst aan God? Hoe zouden we ons niet met hen verbonden weten?
In elk geval vormt de kerk op aarde een eenheid met de kerk in de hemel. Die verbondenheid is voor de kerk op aarde een troost en bemoediging. Zo spreekt de Schrift daarover. Zij die de gelovigen op aarde zijn voorgegaan naar de hemelse heerlijkheid, vormen 'een wolk van getuigen' (Heb. 12, 1). Deze getuigen sporen de gelovigen op aarde aan. Die aansporing is een teken van verbondenheid. De kerk boven en beneden vormt een geheel. Deze eenheid is een gave van Christus door zijn Geest.
Ook de onderlinge verbondenheid van de gelovigen op aarde is gegeven. Tegelijkertijd is die gemeenschap met vele gebreken en tekortkomingen behept. Daarom zien de gelovigen uit naar een volkomen verbondenheid met Christus en met elkaar, verwachtend het heil in heerlijkheid:
'Dan zullen wij met alle heilgen saam
in 't morgenlicht op hoge tinnen staan
en hoogte-en diepte, lengte-en breedte van
Gods heil doormeten mogen (Gez. 95: 2 Liedboek voor de Kerken).
D. J. Steensma, Feanwâlden