Samen staan we voor het raam.

“Zie je ze?” vroeg mijn vrouw.

“Kijk ze zitten daar in de meidoornboom. Hoor je ze roe­pen en fluiten?”

Toen we thuis kwamen hadden we het ontdekt. Onze koolmeesjes stonden op het punt van uitvliegen. Wekenlang hadden we gezien hoe de ouders af en aan vlogen. Verwon­derd hadden we gekeken naar alle vliegjes en rupsjes die ze in hun bekje meevoerden. We hadden nooit geweten dat er zoveel insecten rondom ons huis te vinden waren.

Toen ze genoeg gevoed waren werd het tijd dat ze het nestkastje moesten verlaten. Hoe kwamen ze zover? Wanneer wisten ze dat de tijd daar was? Ik wist het niet. 

De beide ouders zaten niet ver van het nestkastje in de boom. Ze deden niet anders dan fluiten en roepen: “Kom maar... kom maar. Je kunt het wel.”

In het kastje - tegen onze muur - hoorden we gefladder, dan viel er weer even een stilte, maar even later stak een klein vogelkopje door het ronde gaatje naar buiten. Het piepte.

“Ik durf niet... ik durf niet. Ik kan nog niet vliegen.”

“Kom op”, floot vader koolmees. En hij schudde zijn snavel op en neer. Alsof hij zijn fluiten kracht wilde bijzetten.

“Niet bang zijn”, piepte moeder koolmees.

“Als je bij ons in de boom durft te komen krijg je wat lekkers.'' En om haar woorden te onderstrepen vloog ze van de tak voor het huisje langs met een dikke vlieg in haar bek.

“Toe... maar... Kom... ­maar. Je kunt het!”

De jonge vogel fladderde met zijn vleugeltje in het nestkastje heen en weer. Hij piepte zo erg dat mijn vrouw en ik in het rond keken of wij soms de rode poes van de buren verderop, zagen lopen.

“Kijk...”, zei mijn vrouw, “kijk daar gaat hij.”

En ja hoor, daar vloog hij de wijde wereld in. Wat zou er van hem worden, dacht ik, toen ik hem nakeek. Zou hij het overleven in die grote wereld? Ik hoefde alleen maar aan de rode poes van even verder op te denken.

 

Hoe zou het mijn ouders zijn vergaan? Achttien jaar hadden ze voor mij gezorgd. Toen verliet ik het ouderlijke nest. En mijn eigen kinderen? Ook zij zijn uitgevlogen.

God bewaar ze.

Hoe staat het ook alweer in de Bijbel? Zoals een adelaar zijn vleugels spreidt en onder zijn jongen vliegt - om ze op te vangen als het nodig is - zo slaat Vader Zijn arm om zijn kinderen.

Ja, zo ongeveer moet het er staan.

Douwe Janssen

 


Commentaar

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...

  • Leipzig en Navalny 2024-03-07 19:01:01

    Vorige week waren mijn vrouw en ik een paar dagen in het voormalige Oost-Duitsland op bezoek bij...