Om welke reden dan ook
Rabbi Hillel had voor de traditionele praktijk van echtscheiding in zijn dagen geen goed woord over. Hij introduceerde een nieuwe echtscheidingswet. Deze wet werd op een gegeven moment gemeengoed. Jezus noemt deze wet in het evangelie van Matteüs, en wijst haar af.
Hillel stelde dat de geldende echtscheidingswet de hebzucht van de man in de kaart speelde. Bovendien was de bewijslast vaak moeilijk als iemand zijn vrouw wilde beschuldigen van overspel. Ook was een dergelijk publieke rechtszaak, waarin de schuldvraag centraal stond, voor alle partijen een beschamend gebeuren. Hillel wilde daarvan af en introduceerde een nieuwe wet, die gebaseerd was op zijn uitleg van Deuteronomium 24.
Hillel was een beroemd schriftuitlegger, die nauwkeurig wilde aansluiten bij de schrifttekst. Hij was echt geen vrijdenker toen hij een ruimere scheidingspraktijk voorstond. Zijn aandacht voor de tekst blijkt bijvoorbeeld hieruit dat volgens hem alleen de man een scheidingsakte mocht schrijven, en de vrouw niet. Deuteronomium 24 noemt toch alleen wat een man mag doen?
Nieuwe wet
Hoe legt deze bekwame schriftuitlegger Deuteronomium 24, 1 dan uit op het punt van de gronden voor echtscheiding? Hillel wijst op de zinsnede waarin staat dat een man zijn vrouw wegstuurt als hij 'iets onbehoorlijks' bij haar heeft gevonden. Daarmee is volgens hem méér bedoeld dan 'ontucht'. Er staan daar twee woorden: 'iets' en 'onbehoorlijk'. Dus: naast ontucht ('onbehoorlijk') zou ook nog 'een of andere zaak' ('iets') grond voor scheiding zijn. Een man kon zijn vrouw dan al wegsturen om een geringe zaak. Voorwaarde was wel dat hij dan een scheidingsakte zou schrijven.
Het voordeel van deze nieuwe wet was dat een man een openbare rechtszaak kon vermijden. De desbetreffende vrouw op haar beurt werd niet blootgesteld aan publieke schande, en bovendien kreeg ze een geldbedrag mee.
Een andere rabbijn, rabbi Sjammai, was het daarmee niet eens. Hij verdedigde wat de eeuwen door was geleerd: een man mag zijn vrouw alleen om gewichtige redenen verstoten. De woorden 'iets onbehoorlijks' (Deut.24,1) duiden alleen op ontucht. Eén grond dus. Een man mag zijn vrouw niet om 'iets' wegsturen. Ondertussen bleven de andere traditionele gronden die teruggaan op Exodus 21 gelden: materiële en immateriële verwaarlozing van de huwelijksbelofte.
In stilte
In de loop van de tijd werd deze oude, traditionele opvatting steeds zwakker. De opvatting van Hillel werd algemeen. De praktijk was dat een man die een scheiding wenste, die kon krijgen. Ook bij ontucht was zo'n scheiding zonder rechtszaak en 'in stilte' mogelijk. Er is uit die periode geen geval bekend waarin een overspelige door een rechtbank werd veroordeeld.
Na het jaar 70 had de school van Hillel het alleenrecht. Dat kwam ook doordat na de val van Jeruzalem het jodendom praktisch van de kaart was geveegd. De school van Sjammai bestond daarna niet of nauwelijks meer. Een bekende leraar uit de school van Hillel daarentegen was op een wonderbaarlijke wijze uit Jeruzalem ontsnapt. Na die tijd was er slechts één scheidingspraktijk bekend, namelijk die van Hillel. De joodse geschiedschrijver Josephus bevestigde de praktijk zoals die op grond van de nieuwe wet plaatsvond. Hij spreekt daarover kortweg als de wet 'om welke reden dan ook'.
De joden beschouwden deze wet als de meest rechtvaardige. Ze beschermde de vrouw tegen publieke vernedering. Een van de leerlingen uit de school van Hillel, rabbi Akiva, zegt dat 'iets' ook kan duiden op het verlies van schoonheid bij de vrouw.
Matteüs
De evangelist Matteüs noemt deze nieuwe wet in zijn weergave van de vraag die de farizeeën Jezus stelden in hun twistgesprek: Mag een man van zijn vrouw scheiden 'om wat voor reden dan ook'? (19, 3). Dat is dus een vraag over de uitleg van Deuteronomium 24. Moet je je houden aan de traditionele, strikte uitleg, of mag je pleiten voor een ruimere echtscheidingspraktijk, zoals Hillel deed? In Matteüs 5, 32 en 19, 9 lezen we dan dat Jezus de traditionele uitleg onderstreept. Hij wijst de uitleg af die uitgaat van 'iets', of 'een andere reden dan ontucht'.
Dit houdt vervolgens in dat Jezus daarmee niet ingaat op de andere gronden die teruggaan tot Exodus 21, 10-11. Dat is heel begrijpelijk, omdat schrijvers in die dagen zo kort mogelijk waren van stof. Ze noemden alleen het punt dat in discussie was. Verder niets.
De conclusie is dat ook bij een ernstige verwaarlozing van de huwelijksbelofte het huwelijk wordt verbroken. De uitspraak van Jezus in Matteüs 5, 32 en 19, 9 bedoelt dan niet dat er één uitzondering is op ontbinding van het huwelijk, namelijk onverbeterlijke ontucht bij je partner. Nee, de uitspraak sluit aan bij een actuele kwestie, en gaat in tegen een ruime echtscheidingspraktijk: je mag niet 'om iets' je huwelijk ontbinden. Daarvoor moet een zwaarwegende reden zijn: namelijk wat Mozes noemt in Deuteronomium 24: 'een zaak van overspel', of een ernstige verwaarlozing van de huwelijksbelofte, zoals Mozes daarover spreekt in Exodus 21, 10-11.
D.J. Steensma, Feanwâlden
Zie ook mijn Echtscheiding, een exegetisch-ethische evaluatie, dat vorig jaar is uitgekomen bij Buijten & Schipperheijn in Amsterdam (ISBN 978 90 5881 896 6).