De economische crisis is voorbij, maar er zal zeker een nieuwe crisis komen. Dat zit ingebakken in ons huidige systeem. Bovendien is het voor het grootste deel van de wereldbevolking nog altijd crisis, en ook voor veel mensen in de Westerse wereld zonder baan en perspectief. Hoofdreden is: de marktwerking wordt belangrijker geacht dan de mensheid en de menselijkheid.
Haan vraagt nadrukkelijk aandacht voor dit probleem. Daarbij gaat hij niet alleen bij de economie te rade, maar ook bij de theologie. Dat verklaart de ondertitel van zijn boek. Met de titel wil hij duidelijk maken dat onmisbare voorvragen niet worden gesteld. Ze zijn ‘vergeten’. Haan zet ze op de kaart. Hij maakt daarbij uitvoerig gebruik van de theologie van Calvijn. Hij onderstreept zijn visie ook vanuit het denken van de Franse veelzijdige geleerde Jacques Ellul (1912-1994).
Calvijn? Is dat niet de man van de spreekwoordelijke zuinigheid? Is hij het ook niet die ruimte maakte voor het vragen van rente, dat het einde inluidde van het middeleeuwse renteverbod? En was hij daarmee niet een grondlegger van ons kapitalistische systeem?
Door grondige bestudering van Calvijns werk is Haan tot heel andere conclusies gekomen. Hij laat zien dat Calvijn een scherpzinnig geleerde was. Hij bezat de gave om de oudtestamentische wetten voor het dagelijks leven in Israël te interpreteren met het oog op zijn eigen tijd.
Calvijn noemt God de eigenaar van alles. Dat uitgangspunt moet bepalend zijn voor het verwerven en bezitten van onze eigendommen. De rijken zijn geneigd hun rijkdom toe te schrijven aan hun eigen deugdelijk financieel beleid, aldus Calvijn. Hij noemt dit echter ‘de verbeelding van de verdienste’. Keer op keer laat hij vanuit de Schriften zien dat God rijkdom geeft om daarmee de <<cursief>>armen<<einde cursief>> te dienen en zo dienaar van God te zijn.
In de Bijbel vallen rijkdom en zegen niet samen. Integendeel, liefde voor rijkdom is een vorm van religie. Het is bijgeloof en bewerkstelligt vervreemding. Het is een machtig wapen van het kwaad. Objectieve rijkdom keert zich tegen de armen. Dat gebeurt vaak in overeenstemming met de burgerlijke wet. Volgens Calvijn wil dat echter niet zeggen dat ‘de rijken’ daarmee in hun recht staan tegenover God. Calvijn ziet geen bezwaar in het heffen van rente bij zakelijke transacties, maar bij armen acht hij dat uit de boze.
In onze eeuw blijkt armoede - meer dan ooit - het probleem bij uitstek te zijn. Het is zeer versterkt door de marktwerking. Daarin staat de mens in dienst van het economisch systeem. Naar Gods bedoeling moet de economie echter in dienst staan van het menselijk leven. Daar is de Bijbel helder over. Calvijn had dat goed begrepen en verstond de kunst de juiste toepassing te maken.
Haan pleit voor een vergelijkbare vertaalslag in onze tijd. Daarbij kunnen theologen en economen veel van Calvijn leren. En van Ellul. Maar dat vraagt dan wel bereidheid hen zonder vooroordelen te bestuderen. En om in hun lijn naar de Schriften te luisteren. Daar valt te ontdekken hoe Gods wet – liefde tot God en de naaste – in onze tijd moet worden geconcretiseerd. Niet alleen door de individuele gelovige en de gemeenschap van de gelovigen, maar ook door de beoefenaars van de politiek en de economie.
Lees het boek van Haan en trek u zijn belangrijke boodschap aan.
Amersfoort, D. Visser
Roelf Haan, Vergeten vragen, Humanisme in economisch-theologisch perspectief, uit het Engels vertaald door Greetje Witte-Rang, herziene en uitgebreide editie, Skandalon Vught, ISBN 978 94 92183 19 4, 248 blz., € 22,95.