Daar stond je. Je was nog maar zeventien en niet groot voor je leeftijd. Eerst viel het niet zo op toen je tussen de anderen in stond. Eén voor één gaven jullie je ‘Ja woord’ in een afgeladen kerk. De dominee sprak een enkel persoonlijk woord en overhandigde daarna ieder een boek. Jij was de laatste en toen iedereen het podium verliet, stond jij daar bijna ‘verloren’ alleen.
Meisje van zeventien.
Naast je stond een jongen, die eerst tokkelend, maar al snel vol enthousiasme de snaren van de gitaar beroerde. Jullie namen me mee in de woorden van het lied, ‘ik dwaal maar een beetje rond…’, in de melodie. Ik had het gevoel dat ik even met jullie mocht oplopen.
Meisje van zeventien, het leven ligt voor je.
Jongens zullen naar je blonde haren kijken. Naar je ogen die zo verwachtingsvol de wereld in kijken. Ze zullen zeggen dat je mooi bent. Je complimentjes geven. Maar ga daar aan voorbij. Laat je niet inpalmen, door al te gemakkelijke zinnen. Blijf nog even wie je bent. Meisje van zeventien.
Daar stond je. Het podium was voor jou. Je zong de sterren van de hemel. Engelen Boven, stootten elkaar aan. Even stopten ze zelf met zingen. Je nam me mee op jouw zoektocht door het leven. Je bent je angst voorbij. Je weet wie je bent. Of bijna. Een meisje van zeventien.
‘Abba Vader, U alleen. U behoor ik toe.’
Mensen, gewond door het leven, drinken je woorden in. Het zijn pleisters op wonden, die nooit helemaal geheeld zijn. Met jou dwalen ze rond. Op zoek naar antwoorden. Weet dat jouw zoeken en vragen, voor hen niet vreemd zijn. Ook zij kennen dat en hebben er mee geworsteld. Sommigen hebben de antwoorden gevonden. Anderen zijn niet verder dan tot hand-woorden gekomen.
Samen met Frank hoorde ik je zingen:
Heer, geeft U me alstublieft alle hulp
Alle hulp die ik nodig heb om U te volgen
Zou U me willen vasthouden
En laten zien dat U bij mij bent.
Meisje van zeventien. Je nam me bij de hand. Je voerde me terug naar mijn eigen belijdenis doen. Meer dan vijftig jaar geleden. Daarna het eerste avondmaal. Het brood dat naar brood smaakte en de wijn naar wijn. Wat moest ik voelen? Moest ik iets voelen?
Meisje van zeventien. Ik heb je verlangen geproefd. Naar een hand op je schouder. Een stem die tot je spreekt. Vaak blijft het stil. Maar zing dan voor mij. Zing voor jezelf. ‘Geest van hierboven. Leer ons geloven…’
Juist als de antwoorden niet meer toereikend zijn. Als het dekseltje op onze levenspan wiebelt.
Zing voor mensen in de kerk: ‘Groot is uw trouw o Heer…’
Ja, meisje van zeventien. Zing…zing…
Heer, geeft U me alstublieft alle hulp
Alle hulp die ik nodig heb U te blijven volgen
En laat zien dat U bij me bent.
Meisje van zeventien.
Word niet ouder.
Luister niet naar de jongens die zeggen, dat het kuiltje in je wang zo mooi is.
Blijf wie je bent. Open en kwetsbaar, meisje van zeventien.
Ik zal voor je bidden.
Douwe Janssen