Ons redactielid Krijn de Jong verloor 27 december jongstleden zijn oudste zoon. Hij kwam ten val in Israël, waar hij heen gegaan was om samen met zijn vrienden van de Shelter in Eilat zijn veertigste verjaardag te vieren. Vijf gezinsleden vertrokken naar Israël om Bert in zijn laatste dagen bij te staan. In de plaatselijke Urker krant schreef Krijn over de droevige dagen in Israël en de weken die daarop volgden. Het leek ons waardevol om deze aangrijpende verhalen ook met de lezers van het <<cursief>>Kerkblad voor het Noorden<<einde cursief>> te delen.
Bert
‘Bent u de vader van Lambertus de Jong?’. Aan de andere kant van de lijn klinkt een heldere vrouwenstem. Het is bijna middernacht. Dit is een vraag die je niet wilt horen. Razendsnel gaan er allerlei scenario’s door mijn hoofd. De Nederlands sprekende arts die opgetrommeld is, vertelt dat Bert in Eilat in het ziekenhuis ligt. Hij is op zijn hoofd gevallen en er is een bloeding opgetreden. Luisterend loop ik naar beneden waar Trijntje nog in de kamer zit. De bloeding is zo zwaar dat hij in Eilat niet geholpen kan worden. Hij moet naar Beer Sjeva. ‘Het spijt me dat ik u dit moet vertellen’, zegt de arts. Verbijsterd en angstig zitten we bij elkaar. We bidden voor Bert en zetten het bericht op de familie app. Gelijk worden we gebeld. Wat moeten we doen? Er is iets van ontkenning, maar er is ook angst. Van slapen komt weinig. De volgende dag vliegt Paulus vanuit Schotland naar Tel Aviv. Nu krijgen we berichten uit de eerste hand. Geen goede. Maar toch, ook het woord stabiel valt. En hij leeft nog. Maar dan laat de dokter weten dat we snel moeten komen als we Bert nog in leven willen zien. Met z’n vieren vertrekken we meteen naar Israël.
Als we in het ziekenhuis aankomen worden Trijntje en ik direct bij Bert toegelaten. We beginnen onze reis tussen hoop en vrees. Drie keer per dag een uur bezoek. Niet meer dan een persoon gelijk. Telkens ieder tien minuten. In het begin zijn er nog kleine reacties. Een keer heb ik duidelijk contact. Op de gang ontstaat een kleine hechte gemeenschap van lotgenoten. Met Daniel, een Joodse vader, krijg ik een bijzondere band. Zijn zoon ligt tegenover Bert. We kunnen geen woord wisselen maar begrijpen elkaar volkomen. Allebei spreken we lieve woordjes tegen onze volwassen zoons en allebei zijn we verheugd over de kleinste reactie. En dan komt het slechte nieuws. Weer een bloeding, nu in de hersenstam. Het is nog een kwestie van uren. Het moment van afscheid is gekomen. Met z’n vijven staan we rond het bed. We houden Bert en elkaar vast. We lezen uit Jesaja 9, we bidden en zingen: ‘de vrede van God zij met jou’.
De andere morgen horen we dat Bert hersendood is. We worden omringd door hulpverleners. Japke, die in de verpleging zit, werpt de mogelijkheid op van orgaandonatie. Bert heeft zich daar in zijn testament voor uitgesproken. Van hem mocht het, maar de uiteindelijke beslissing liet hij over aan de familie. Er volgen moeilijke momenten. Bert ’s lichaam is nog warm en nu willen ze het mes er in zetten. ‘Laat zijn hart er in zitten’, zeg ik. Ik moet een handtekening zetten. De zwaarste tot nu toe. Het voelt als een doodvonnis. In ons appartement hebben we gelukkig elkaar. Huilen, bidden en veel praten. Praten over het geheim van het leven en over al die dingen waar je helemaal niets van begrijpt. De volgende dag vertrekken we naar Urk. Wachten op Bert.
Krijn de Jong, Urk