Ons redactielid Krijn de Jong verloor 27 december jongstleden zijn oudste zoon. Hij kwam ten val in Israël, waar hij heen gegaan was om samen met zijn vrienden van de Shelter in Eilat zijn veertigste verjaardag te vieren. Vijf gezinsleden vertrokken naar Israël om Bert in zijn laatste dagen bij te staan. In de plaatselijke Urker krant schreef Krijn over de droevige dagen in Israël en de weken die daarop volgden. Het leek ons waardevol om deze aangrijpende verhalen ook met de lezers van het Kerkblad voor het Noorden te delen.
Tussen Urk en Amsterdam
Begrafenis
‘Alle kinderen moeten een zak snoep krijgen en een cadeautje.’ Bert had het in zijn testament opgeschreven. Ik zou er zelf niet opgekomen zijn, maar ik vond het gelijk een fantastisch idee. Wat een kindervriend. Er moet nog veel geregeld worden voor de begrafenis. Ieder heeft zijn taak. Contact met de Engelse dominee, een liturgie in twee talen, de muziek, de vertaling. Begraven is sinds de vroege kerk een werk van barmhartigheid. Een laatste liefdebetoon. De natuurlijke partners daarvoor zijn in de eerste plaats de directe familie, dan de vrienden, dan de buren en zeker ook de kerkelijke gemeente. We willen graag een begrafenis met warmte, eenvoud en een Bijbelse inhoud. Zoveel mogelijk volgen we de wensen die Bert heeft opgeschreven. De predikant is al de avond voor de begrafenis naar Urk gekomen. We kunnen alles rustig doornemen. Geert houdt de praktische zaken in de gaten. ‘s Morgens vroeg hebben we eerst een kleine huissamenkomst. We staan om de kist. ‘We zijn hier vandaag samengekomen en bidden om de tegenwoordigheid van Christus, die deze weg voor ons gegaan is.’ We bidden en lezen teksten uit Klaagliederen. Dan vertrekken we met een busje naar de kerk. We zijn dankbaar dat we het gebouw van de Morgenster mogen gebruiken. Veel vrienden zijn gekomen. Alle werelddelen lijken vertegenwoordigd. Na het condoleren hebben we nog een heel kostbaar moment. Voor het laatst met het hele gezin samen. We staan om de kist, houden elkaar vast en bidden: ‘Laten we geen minuut meer voorbij laten gaan zonder elkaar lief te hebben.'
De zes dragers komen er aan. Twee broers, een neef en drie hartsvrienden. Voor we de kerkzaal betreden wordt de kist met water besprenkeld ter herinnering aan de doop. Als we de kerkzaal inlopen horen we vioolmuziek: Jeruzalem stad van goud. De dominee spreekt woorden uit het Evangelie: ‘Jezus zegt, Ik ben de Opstanding en het Leven.’ We bidden, we zingen, vrienden van de gemeente van Bert uit Amsterdam vertellen ontroerende verhalen. Ze houden van hem. Elly en Rikkert, vrienden van Bert, zingen een lied dat bij zijn leven past: Vermoeide reiziger. De drie zussen verzorgen de schriftlezingen. Het verhaal van Zacheüs uit Lukas 19 is de basis voor de preek. ‘Hij is bij een zondig mens binnengegaan.' Bij het verlaten van de kerk krijgt iedereen het boek ‘Plaats in de herberg’, het verhaal van de Shelter in Eilat.
We moeten de vermoeide reiziger gaan begraven. Berts beste vriend, Henk Lambregtse, rijdt hem naar de begraafplaats. Daar wordt Bert op de schouders gedragen. Op het graf zingen we Psalm 23. Met touwen laten zijn vrienden de kist in het graf zakken. De dominee spreekt woorden van afscheid. Paulus leest het Kaddish, het Joodse gebed voor de doden. ‘Moge Zijn grote Naam verheven en geheiligd worden.’ We bidden het Onze Vader ieder in zijn eigen taal. We houden daarbij elkaars hand vast. Samen bidden en elkaar vasthouden daar moeten we heel lang mee doorgaan.
Krijn de Jong, Urk