In de vergadering van de classis Zwolle werd aan ds. Arjan Hilbers emeritaat verleend. Dat betekent dat hij op 1 september dit jaar na bijna tweeënveertig jaar actieve dienst zal terugtreden. Dat raakt ons hele kerkverband, omdat hij sinds 1 september 2006 als zendingsconsulent werkzaam is geweest voor deputaten buitenlandse zending.
In het classisverslag zoals dat onlangs werd gepubliceerd in het Kerkblad voor het Noorden, werd al vermeld dat hij in zijn werk voor de zending heel wat plekken op aarde bezocht heeft: van de koudste tot de warmste streken. Hij heeft de betrokkenheid van onze kerken bij de zending van onze kerken in de laatste jaren van heel nabij meegemaakt. Hij weet zodoende niet alleen van de kou en de warmte in de zending, maar ook van het hoe en waarom.
Persoonlijk weet ik van de inzet van ds. Hilbers voor de zending al vanaf mijn eerste dagen als predikant in 1985. We zijn samen een periode zendingscorrespondent geweest van de classis Hoogeveen, en organiseerden met elkaar – samen met de classicale zendingscommisie – de jaarlijkse zendingsdagen. Hij liep er toen al warm voor, letterlijk zelfs bij de sponsorloop die vast onderdeel was van de zendingsdag in die dagen. Nu zijn afscheid van de zending in zicht komt, stelden we hem een paar vragen. De antwoorden op die vragen spreken voor zich.
Ds. Hilbers, welk beeld van de zending heeft u, als u vandaag het werk overziet?
Zending vandaag is niet anders dan toen de Here Jezus na zijn opstanding uit de dood zijn grote opdracht aan zijn discipelen gaf. Denk daarbij aan wat Hij zegt in Johannes 20, 21: ‘gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.’ Dat betekent dat de zendingsopdracht rechtstreeks voortkomt uit de wil van God om mensen te behouden. Het is indrukwekkend om te zien hoeveel christenen wereldwijd iedere dag daarin aan het werk zijn. Vaak denk ik dat we daarvan in Nederland nauwelijks een idee hebben. Er gebeurt ontzaglijk veel. God heeft ‘zijn mensen’ overal!
Wat zijn de grootste en belangrijkste veranderingen die zich voltrokken in de benadering en aanpak van de zending in de afgelopen twaalf jaar?
In Nederland hebben we – en met ‘we’ bedoel ik de zendingsdeputaten en het zendingsteam op kantoor in Veenendaal – de projectgerichte aanpak geïntroduceerd: door de belangstelling van iedere gemeente op één zendingsproject te richten, hoopten we de betrokkenheid van de kerkleden bij het werk in een bepaald gebied te vergroten. De meeste kerken doen daarin mee. We hebben ervaren dat de belangstelling inderdaad is toegenomen.
Wat betreft het buitenland hebben we de zaken steeds meer overgedragen aan onze lokale partners. Zij doen het eigenlijke werk, wij ondersteunen hen. Dat doen we met gebed, met onderwijs (trainingen), met adviezen en met geld. Zending is een kwestie van wereldwijd samenwerken geworden.
Wat zijn de voetangels en klemmen waarin we in het bezig zijn met zending zomaar verstrikt raken?
Juist omdat we echt willen <<cursief>>samen<<einde cursief>>werken met onze partners in de wereld komt het erop aan dat we met hen overleggen hoe we het zendingswerk dat zij doen (!) zo goed mogelijk dienen. Wij hebben heel vaak de houding dat wij het beste weten wat ergens nodig is. Wij denken nog al te vaak vanuit ons aanbod. Er is ooit ophef geweest in onze kerken, nadat zendelingen in Indonesië gevraagd hadden of het mogelijk was de kisten met (soms winter-)kleding die geregeld vanuit Nederland in Mamasa aankwamen te vervangen door geld. Dan kon daarmee aangeschaft worden wat echt nodig was. De mensen die zich hadden ingezet voor de inzameling van die spullen, waren ernstig beledigd. Het kwam allemaal uit zulke goede harten! Maar een ding hadden ze niet gedaan: gevraagd hoe zij het beste konden helpen. Dat voorbeeld is met allerlei andere aan te vullen. Samenwerken met zendingspartners betekent: luisteren naar wat zij vertellen over hun behoeften en die van de mensen met wie zij dagelijks te maken hebben.
Wat is uw mooiste herinnering als u terugkijkt op de jaren dat u zo heel direct bij de zending betrokken was?
Een vrij recente: de komst van vertegenwoordigers van bijna al onze zendingspartners naar Nederland in oktober 2016. En de indrukwekkende manier waarop zij vertelden van hun werk. Maar ook: hoe prachtig zij het vonden om elkaar te ontmoeten en ervaringen uit te wisselen. Ze stelden vast dat er een temperatuurverschil van wel honderd graden kan zijn in de zendingsgebieden van de CGK!
Wat hoopt u en waarom bidt u als u denkt aan de toekomst?
Heel eenvoudig: dat Gods werk doorgaat in deze wereld. En dat er steeds weer mensen zijn die naar de Here Jezus luisteren als Hij zegt: ‘gelijk de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.’
Graag zeggen we daar ‘amen’ op.
J. van ’t Spijker, Hoogeveen