In Ezechiël 27 staat een treurlied over Tyrus. Het oordeel wordt aangezegd aan die prachtige stad, die haven aan zee, die belangrijke handelsstad, die met vele landen en eilanden handel dreef. Zoals met Rhodos, dat betaalde met ivoor en ebbenhout. Prachtige combinatie, het witte ivoor ingelegd in zwart ebbenhout.
Verder komt ebbenhout in de Bijbel, voor zover ik kon vinden, niet voor.
Ebbenbomen zijn geen heel indrukwekkende bomen, maar ebbenhout is wel een heel bijzondere houtsoort. Het is zo zwaar, dat het zinkt in water. Het is ook heel erg kostbaar: voor een kuub ebbenhout betaal je zo’n zestigduizend! euro. Je koopt het dan ook niet per kuub, maar per kilo, voor ongeveer zestig euro dus. Toch nog een behoorlijk bedrag voor een blokje hout. Het wordt gebruikt bij het maken van muziekinstrumenten, zoals pianotoetsen of onderdelen van violen en blaasinstrumenten. Verder voor houtsnijwerk, schaakstukken en ook voor ornamenten in de meubelmakerij.
In 1598 landde vice-admiraal Wijbrandt van Marwijck van de VOC op een eiland ten oosten van Afrika. Hij noemde het Mauritius, naar stadhouder Maurits van Nassau. De VOC gebruikte het als tussenstop op zijn reizen naar Java en wilde er ook een handelsmonopolie vestigen voor het kostbare ebbenhout dat er groeide. Het werd niet echt wat met de kolonie en in 1710 verlieten de Hollanders Mauritius. Hun komst had intussen wel gezorgd voor het uitroeien van de dodo, bovendien was bijna al het ebbenhout gekapt. Tja, die Hollanders…
Momenteel komt ebbenhout uit het Verre Oosten en uit landen in Midden-Afrika.
Niet alles is wat het lijkt: ebbenhout wordt ook nagemaakt. Tegenwoordig met beits of kleurolie, maar vroeger werd perenhout gebruikt, een goede vervanger wat betreft structuur en nerf. Voor de kleur werd het gekookt in water met een kleurstof, bijvoorbeeld Oost-Indische inkt of inkt van galnoten.
Janneke van der Molen, Bierum