Het was een memorabele avond, zo hield Thierry Baudet zijn publiek voor op die twintigste maart van 2019. Iedereen kent de overwinningsrede die hij hield. Hij sprak van een ‘immens cultureel en spiritueel vacuüm’, een ‘grandioze ketterij’, een ‘geseculariseerd zondvloedgeloof’.
Baudet had het niet over een of andere nieuwe sekte. Nee, hij bestreed wat hij noemde ‘klimaathekserij’, ‘eco-hogepriesters’ en ‘duurzaamheidsafgoderij’. Er is een crisis, zo beaamt de politicus, maar wat in crisis is, is niet allereerst het klimaat, maar wij zijn het zelf. Onze angsten en verlangens projecteren we op een grote, gezamenlijke vijand: het ‘klimaat’: wij zullen dat ‘varkentje’ wel even wassen. De voorman van Forum voor Democratie (fvd) wil echter met deze hoogmoed afrekenen, en kreeg om dit standpunt veel stemmen.
‘De natuur is in crisis’, zo klinkt het vaak: de aarde warmt op. Bepaalde diersoorten dreigen uit te sterven. Het verbouwen en transporteren van de grondstoffen waar ons voedsel en onze kleding van gemaakt worden, belast de aarde enorm. Onze zogenaamde ecologische voetafdruk is ongekend. De crisis lijkt zó groot te zijn, dat het ondoenlijk lijkt om deze te bestrijden. Het gaat niet zomaar om een veenbrand die je met man en macht kunt blussen; nee: heel de aarde brandt.
Filosofen die nadenken over de oorzaak van deze crisis, steken vaak een beschuldigende vinger uit naar het christendom: Is het niet juist de Bijbel die oproept (zie Gen. 2:15) om de aarde te beheersen, uit te buiten en te controleren? Vóór de opkomst van het christendom was de natuur nog iets heiligs, iets goddelijks: daar bleef je vanaf. Maar toen het christendom in de wereld kwam, werd het mogelijk de aarde naar onze hand te zetten: wij zijn de natuur grenzeloos gaan aanpassen zonder dat we daarvoor gestraft werden. Niet meer dan logisch was het dat op den duur iets als ‘natuurwetenschap’ kon ontstaan: een wetenschap die zich bezighoudt met het onderzoeken (en, maar al te vaak: aanpassen) van de natuur. De mens is over de natuur gaan heersen.
Maar in een dergelijke redenering zitten zwakke plekken. Weliswaar is de heerschappij van de mens over de natuur pas écht mogelijk geworden door de opkomst van de natuurwetenschap. Maar het heeft wel heel lang (tot zeker 1600 jaar na het ontstaan van het christendom) geduurd totdat deze wetenschap opkwam. Bovendien waren pioniers in de wetenschap, zoals Francis Bacon, juist <<cursief>>niet<<einde cursief>> christelijk: zij keurden menselijke heerschappij over de natuur goed, niet omdat ze God dienden, maar juist omdat ze God loslieten. Pas nadat geloof in God verdwenen was, was het mogelijk om op een heel mechanische manier naar deze wereld en naar de natuur te kijken en om deze op een heel technische manier te manipuleren.
Het valt op dat rondom de klimaatcrisis grote, technische begrippen gebruikt worden. Neem het woord ‘natuur’; dat woord is niet voor niets het eerste gedeelte van het woord ‘natuurwetenschap’. De natuur is het onderwerp van onderzoek van deze wetenschap, en dat onderzoek betekent nogal eens: de natuur proberen te beheersen, controleren, overmeesteren. Daarom is ‘natuur’ niet het woord dat ons verder helpt om uit een ‘klimaatcrisis’ te komen (het woord ‘klimaat’ trouwens evenmin).
Er bestond vóór de opkomst van de natuurwetenschap een veel rijkere manier van spreken over de wonderlijke leefwereld om ons heen. Mensen noemden die wereld ‘schepping’, en daarmee spraken ze de Bijbel na. Dat wij een technische begrip als ‘milieu’ gebruiken en niet het liefdevolle woordje ‘schepping’, wijst erop dat wijzelf in crisis zijn. Wij praten over deze wereld alsof wij deze met onze techniek maken - maar alles is gemaakt door God. Het ‘klimaat’ rust niet op onze schouders. God regeert; het is Zijn <<cursief>>schepping<<einde cursief>>. Dat christenen vroeger spraken over ‘schepping’ (en wij dit niet meer doen), laat zien waar de crisis écht zit. We hoeven geen heksenjacht te houden om de schuldigen voor de ‘klimaatcrisis’ te bestraffen. De boosdoeners zijn niet ofwel de christenen ofwel de natuurwetenschappers; het zijn er veel meer. Alle mensen zijn schuldig. We zijn op een technische, heersende manier gaan kijken naar de wereld om ons heen.
De crisis vraagt niet wéér om een heleboel techniek of een afstandelijke manier van spreken over ‘klimaat’. Wijzelf hebben een nieuwe geestelijke houding nodig tegenover de schepping die récht doet aan de schepping. De Bijbel noemt ons beeld van God in zijn schepping (bijv. Gen.1,27). In heel de Bijbel wordt duidelijk wat dat betekent: God regeert over Zijn schepping, maar heeft ons mensen aangesteld als plaatsvervangers op aarde. Als onderkoningen mogen wij Hem representeren. Wie zou namens God de schepping durven tiranniseren? Regeren over de schepping is meeregeren, onder God.
Ik moet denken aan het fenomeen ‘klimaatspijbelaars’, groepen scholieren die protesteren tegen gebrek aan daadkracht onder ‘grote mensen’ in de ‘klimaatcrisis’. Wat mij opvalt, is dat zij niet zozeer een schuldige aanwijzen (hetzij christenen, hetzij natuurwetenschappers) maar er op aandringen verantwoordelijkheid te nemen voor een probleem waar we allen schuldig aan zijn. Dat vind ik iets heel moois, immers, dat we op een verkeerde manier regeren over de schepping is ons aller schuld. Hoe wij omgaan met de schepping, toont wat we zijn: tiran óf onderkoning.
Ik denk ook aan Franciscus van Assisi. Hij zong ons zijn Zonnelied voor, leerde ons spreken over ‘zuster maan’, ‘broeder wind’. Hij toonde een ongekende liefde voor de schepping door deze zó serieus te nemen dat hij letterlijk sprak met de vogels. Zijn voorbeeld en houding toont hoe we weg kunnen blijven bij tirannie over de schepping en werkelijk goed kunnen meeregeren over de schepping: ervan bewust dat we beeld van God zijn en regeren namens Hem. Het helpt niemand verder om, zoals Baudet doet, elke vorm van crisis te ontkennen; maar wat wel verschil maakt is hoe we spreken over deze crisis. We moeten niet praten over iets als een ‘klimaatcrisis’; nee: we zijn geroepen om de «cursief» schepping «einde cursief» lief te hebben! Deze liefde voor de schepping krijgt handen en voeten in onze solidariteit, opkomen voor het zwakke, het bedreigde, het sprakeloze; matigheid, bereidheid tot mindering. Juist voor christenen is ‘duurzaamheidsafgoderij’ een zonde; maar liefde tot Gods prachtige schepping spoort ons aan tot redelijke duurzaamheidsgodsdienst (Rom.12,1).
Jaco van Rossum
J.P. van Rossum is masterstudent aan de Theologische Universiteit Apeldoorn