‘Vanaf heden gelden in ieder geval de volgende twee principes binnen onze economie: Winst uit handel wordt voor een belangrijk deel afgeraden! Vragen van rente over een lening is niet toegestaan!’
We zouden er raar van staan te kijken als dat in meerdere of mindere mate ons zou worden gezegd. En zeker als het in relatie met ‘de Mammon’ zou worden gebracht. Toch is eeuwenlang door christenen anders tegen winst uit handel en rente over kapitaal aangekeken dan wij vandaag de dag doen. Hoe kon men zo denken? En: wat moeten wij in het oog houden bij het verdienen van ons inkomen? In dit korte artikel willen we er iets van zeggen.
Winst uit handel
Lange tijd waren mensen vooral zelfvoorzienend. Goederen die men over had, ruilde men tegen goederen waarvan men minder had. Toen mensen zich echter meer en meer gingen specialiseren in een bepaald beroep, ontstond de noodzaak van een algemeen ruilmiddel: geld. Je verkocht je eigen producten voor geld en met dat geld kocht je de verschillende goederen die je voor je levensonderhoud nodig had. Maar… was het ook een goede zaak als mensen goederen kochten en (die niet consumeerden, maar) met winst doorverkochten? Thomas van Aquino bijvoorbeeld, een gezaghebbend theoloog uit de Middeleeuwen, keurde het beroep van koopman niet af, maar vond het feitelijk toch minder acceptabel. Dit idee heeft (ook de eeuwen vóór hem) lange tijd het beroep van koopman gestempeld.
Rente over kapitaal
De moeite die er in meerdere of mindere mate eeuwenlang is geweest met het beroep van koopman, hing nauw samen met het destijds geldende verbod om rente te vragen over een verstrekte lening (J. Douma). Voor Aristoteles, een invloedrijk Grieks filosoof uit de Oudheid, waren de akker, het vee en de arbeid van onze handen productief, maar kon men uit geld geen geld winnen. Geld was slechts ruilmiddel. Thomas van Aquino gebruikte in dat spoor het beeld van de verkoop van wijn: als iemand wijn zou willen verkopen en hij zou dan ook nog het gebruik van die wijn willen verkopen, dan zou hij dezelfde zaak twee keer verkopen – iets wat als niet-volgens-de-zeden moet worden afgewezen. Datzelfde dient men dan ook voor geld in acht te nemen. Geld is een consumptiegoed, precies als wijn. Wie geld te leen geeft, geeft het helemaal, om te zijner tijd hetzelfde bedrag terug te ontvangen, zonder dat het intussen met rente aangegroeid is. Voor het renteverbod beriep men zich overigens niet alleen op Aristoteles, maar ook op de Bijbel. Rente mocht in het oude Israël niet alleen van de arme niet worden gevraagd (Ex.22,25; Lev.25,35 e.v.), maar van geen enkele volksgenoot (slechts van de niet-Israëliet mocht men rente vragen – Deut.23,19-20.) Ook iemand als Luther dacht op bovengenoemde manier.
Blijvende bezinning
In onze wereld van gespecialiseerde beroepen is de tussenhandel een onmisbare schakel geworden, we zouden deze dienst (want dat is het immers!) niet willen missen. Je moet je voorstellen dat je al je benodigde goederen zélf bij de betreffende oerproducent zou moeten halen… Winst uit handel vinden we daarom volstrekt normaal, als het maar geen buitensporige proporties gaat aannemen.
Ook rente over kapitaal is bij ons de gewoonste zaak. Niet alleen vanwege het feit dat het renteverbod binnen Israël te maken had met haar unieke positie als theocratie [1], maar ook vanwege het gegeven dat we met name sinds Calvijn – die ook in economisch opzicht regelmatig anders dacht dan velen vóór hem –beseffen dat het uitlenen van geld principieel niet verschilt van bijvoorbeeld het verhuren van een woning. Geld wordt immers niet uitgeleend aan iemand die er verder niets mee doet!
Maar is daarmee het laatste woord gezegd? Het feit dat ons voorgeslacht lang gereserveerd stond tegenover winst uit handel en rente over kapitaal, mag op z’n minst een reden voor ons zijn om over winst en rente – en in den brede: ons inkomen – te blijven nadenken. Het voorgeslacht stond immers niet zomaar gereserveerd tegenover boven besproken onderwerpen; men was in ieder geval beducht voor de Mammon – het beheerst worden door geld…
Bijbelse gedachten
Een vraag die ook ons mag blijven bezighouden, is de vraaghoe we ons inkomen verdienen – wat moeten we daarbij in het oog houden? Enkele Bijbelse gedachten kunnen ons daar al erg bij helpen:
In de eerste plaats de waarschuwing tegen op geld gericht zijn en de mogelijke gevolgen daarvan: Doch die rijk willen worden, vallen in verzoeking en in den strik, en in vele dwaze en schadelijke begeerlijkheden, welke de mensen doen verzinken in verderf en ondergang. Want de geldgierigheid (geldzucht!) is een wortel van alle kwaad, tot welke sommigen lust hebbende zijn afgedwaald van het geloof, en hebben zichzelven met vele smarten doorstoken (1Tim.6,9-10). Wat kan rijkdom met ons doen, ook in onze manier van bijvoorbeeld ondernemen? Verzoeking, strik? Waar brengt het ons?
In de tweede plaats het basisprincipe dat ons wijst op de richting van ons leven: Hetzij dan dat gijlieden eet, hetzij dat gij drinkt, hetzij dat gij iets anders doet, doet het al ter ere Gods (1Kor.10,31). God is onze Schepper, Hij heeft recht op onze handen, onze mond, ons hart… Dat principe kan ons helpen om ons leven vooral in geestelijk perspectief (of eeuwigheidsperspectief) te zien. Waar leef ik eigenlijk voor, waarom ben ik hier, op Wie ben ik gericht? Ook in het ondernemen, het werken, mijn omgaan met geld en goed...
In de derde plaats de opdracht die de Heere Jezus ons geeft wat betreft het omgaan met onze naaste: 'Alle dingen dan, die gij wilt dat u de mensen zouden doen, doet gij hun ook alzo; want dat is de Wet en de Profeten (Mat.7,12). Deze breed-bekende ‘gulden regel voor ethiek’ is niet alleen relevant voor het intermenselijk verkeer, maar kan ons ook als ondernemer helpen in ons bezigzijn. Welke winstopslag pas ik toe op mijn producten? Hoe ga ik het beste met mijn werknemers, klanten en leveranciers om? Ook als werknemer mag deze regel me richting geven, bijvoorbeeld als het gaat om het verschijnsel zwartwerken: door zwartwerken (besteel ik immers de overheid en) zorg ik er feitelijk voor dat anderen meer moeten betalen.
In dit artikel hebben we ons beperkt tot de vraag hoe we ons inkomen verdienen. Een vraag die ook een artikel waard zou zijn, is de vraag hoe we ons inkomen uitgeven.
Louwe Post, Woudenberg.
L. Post is masterstudent aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn
[1] ‘Ook in economisch opzicht moest Gods volk een eigen stijl vertonen door volledig op God te vertrouwen. Zijn ogen zouden immers bestendig op het land gericht zijn om het regen, koren, most, olie en gras te geven (Deut. 11: 10 e.v.). De Israëlieten mochten van buitenlanders rente vragen; maar ze moesten in hun relaties met volksgenoten tonen dat ze in een theocratie leefden, waarin God een voorspoed beloofde die het bedingen van rente overbodig maakte.’ (J. Douma, Vrede in de maatschappij , blz. 137)