In zijn vijfennegentig stellingen, die hij in 1517 publiceerde, maakte Maarten Luther duidelijk dat zondaren alleen door geloof gerechtvaardigd en gered kunnen worden. De vraag is dan wat de betekenis van goede werken is. In 1520 schreef hij daarover een preek. Hij stelt daarin dat goede werken heel belangrijk zijn, en geeft ook aan wat die werken zijn. God heeft ze klaargelegd, en in zijn Tien Geboden daarover reeds het een en ander gezegd. Hij nodigt de zijnen uit daarin te wandelen. Zo wijst Hij in zijn genade de gelovige de weg die hij moet gaan. Daarin komt dan ook zijn belovend spreken naar voren. Belofte en gebod horen bij elkaar. Maar in de loop van de tijd is in vergetelheid geraakt dat Luther belofte en gebod zo nauw aan elkaar had verbonden. Er kwam een scherpe scheiding tussen aan de ene kant het geloof en aan de andere kant
wat christenen zouden moeten doen in het dagelijks leven. Er is echter in de twintigste eeuw opnieuw aandacht gekomen voor de waarderende woorden van Luther voor goede werken: God betrekt ons in Christus in deze werken die daadwerkelijk iets nieuws brengen. Hij handelt aan en in de gelovige, steeds ook via zijn beloften. Zo mag de gelovige in het gewone leven voortdurend Gods goedheid ondervinden. Over deze preek van Luther heeft prof. dr. G.C. den Hertog een studie gepubliceerd. Deze studie is de uitwerking van de rede die hij op 10 februari 2017 heeft gehouden ter gelegenheid van zijn afscheid als dienstdoend hoogleraar aan de Theologische Universiteit Apeldoorn.
D.J. Steensma, Feanwâlden
G.C. den Hertog, De eerste ethiek van de Reformatie. Luthers Sermon von den guten Werken en de ‘herontdekking daarvan in onze tijd. Apeldoornse studies 74, Apeldoorn: Theologische Universiteit, 2019, 74 blz., € 9,95, ISBN 9789075847512.
Een abonnement op deze studiereeks kost € 15,95 per jaar, waarvoor u ten minste twee titels ontvangt.