De granaatappel is een vrucht die van oorsprong uit landen in Klein-Azië komt. Er worden veel positieve eigenschappen aan toegedicht, zoals vitamine C. De granaatappel wordt diverse malen in de Bijbel genoemd. Het klimaat in het land van de Bijbel leent zich bij uitstek voor de verbouw van allerlei citrusvruchten.
Het is een heel smakelijke vrucht die ook genoemd wordt bij de zegeningen van het beloofde land.
In Numeri 13 wordt beschreven dat verspieders het door de Heer beloofde land Kanaän mogen gaan bekijken. Naast de gigantische tros druiven nemen deze mannen ook granaatappels mee, als teken van de overvloed die dit land zal bieden. Een land waarin het u aan niets zal ontbreken (Deut. 8,8).
Ook nu worden de granaatappels naast een rijke keur aan vruchten genoemd. Een overvloedige lijst met fruit en vruchtbomen, zoals bij God alles overvloedig is: Hij is een gulle God.
De granaatappelvrucht is een krachtig symbool in veel wereldreligies, ook in het Jodendom.
De ‘kroon’ van de granaatappel vormt een davidster. De granaatappel representeert vruchtbaarheid, kennis, leren en wijsheid. Tijdens de maaltijd op Rosj haSjana (joods Nieuwjaar) worden appels in honing gedoopt – voor een ‘zoet’ nieuwjaar – en ronde chala (een speciaal gevlochten brood uit de joodse keuken) gegeten, symbool van de nieuwe jaarcyclus. Op de tweede feestavond is het de gewoonte om een ‘nieuwe’ vrucht te eten die dat jaar nog niet eerder gegeten is. Velen kiezen daarvoor een granaatappel. Sefardische joden spreken daarbij het volgende gebed uit: 'Moge het Uw wil zijn, o, Schepper, dat ons jaar rijk en overvloedig gevuld mag zijn met zegeningen, zoals de granaatappel rijk en gevuld is met zaad.'
Nel Noppe, Leeuwarden