Het eerste gebod heeft allereerst betrekking op onze dienst aan God. In die dienst ligt onze ware vrijheid besloten. Het gebod waarschuwt tegen een leven in de slavernij van de dienst aan afgoden. Daarnaast geeft het kennis van de werkelijkheid, het werk van zijn handen. Daarover was de vorige keer al iets gezegd.
Het eerste gebod heeft een grote rol gespeeld in de geschiedenis van de westerse wereld. Alleen God moet worden vereerd. Afgoden zijn van nul en generlei waarde. Zo konden we aan het begin van de moderne tijd afrekenen met de gedachte dat de werkelijkheid om ons heen betoverd was. De wereld werd onttoverd, en de natuur ontgoddelijkt. Wetenschappers hoefden niet langer bang te zijn dat zij de natuurkrachten boos zouden maken. De techniek kon vooruitgang boeken. Dienst aan de enig, ware God was een stimulans voor wetenschap en techniek. Mens en samenleving voeren er wel bij.
Onttovering
Gehoorzaamheid aan het eerste gebod gaf een zekere impuls aan wetenschap en techniek. Maar die gehoorzaamheid was niet blijvend. Langzamerhand liet de westerse wereld het geloof in God los. Toen zij dat deed, heeft zij haar nieuwe mogelijkheden tot beheersing van de schepping niet onbenut gelaten. De oude menselijke natuur – met haar wens gelijk aan God te zijn – kwam sterk naar boven. Jezus vertelt over iemand bij wie een onreine geest was uitgedreven. Toen echter zijn innerlijk schoon was, trokken er zeven andere geesten in (Mat.12,43-45). Zo waren de geesten uit de oude, betoverde wereld weggejaagd, maar daarvoor nieuwe geesten, nieuwe 'nulliteiten' in de plaats gekomen.
Ethisch aspect
Zoals gezegd heeft het eerste gebod diverse aspecten. Het raakt vooral de dienst aan God, maar ook de kennis van het werk van zijn handen. Dit gebod betekent daarnaast ook een en ander voor ons rechtssysteem. Als we God niet zouden vereren en dienen, waarom zouden we ons dan nog aan regels houden? Dan is alles geoorloofd.
Naast het godsdienstige aspect, het kennisaspect en het juridische aspect heeft dit gebod ook een ethisch aspect. Daarmee bedoel ik dat het iets zegt over wat ons mens-zijn dient en bevordert, of benadeelt en beschadigt. Ongehoorzaamheid jegens dit gebod leidt tot schade. Dan heb je smart op smart te vrezen, niet alleen tijdelijk, maar bij volharding daarin ook eeuwig. Gehoorzaamheid daarentegen komt het mens-zijn ten goede. Wie op de enig ware God vertrouwt, zal zegen ontvangen. Deze zegen werkt door in die levensverbanden waar Hij wordt vereerd en gediend.
Deze verering en dienst betekent vrijheid. Dan leef je echt in je element, de omgeving en sfeer waarvoor je als mens bent bedoeld. Afgoden daarentegen spiegelen een vrijheid voor die geen vrijheid is. Ze maken hun aanbidders tot slaven en reduceren hun humaniteit. Ze beloven dat zij het menselijk bestaan zin en doel geven, maar kunnen die belofte niet gestand doen. Dienst aan een afgod veroorzaakt doofheid, blindheid en stomheid: 'Wie hen maakten, zullen worden als zij, ieder die op hen vertrouwt.' Hoe deze afgoden eruit zien, is weinig verheffend (zie Ps.115 en 135). Dwaas is degene die de linzensoep van afgodendienst verkiest boven eerstgeboorterecht van de ware vrijheid. Afgoden belemmeren uiteindelijk het ingaan in het koninkrijk van God (vgl. HC 94-95).
Bloed
God heeft dankzij zijn onuitsprekelijke goedheid de weg van de ware eredienst geopend én gewezen. Stel dat déze eredienst zou ontbreken, dan zou er een situatie ontstaan die vergelijkbaar was met een wereld zonder water. De grote kerkvader Augustinus trekt een parallel tussen de tien geboden en de tien plagen in Egypte. Het eerste gebod vergelijkt hij met de eerste plaag: water wordt veranderd in bloed. Water is leven, en verwijst naar God. De ene God uit wie alles voortkomt, is als het water waaruit alle leven voortkomt. Bloed daarentegen verwijst naar het sterfelijk lichaam. Diegene die God niet erkent, vereert het schepsel (het bloed) in plaats van de Schepper.
Afgodendienst is niet alleen schadelijk voor je eigen mens-zijn, maar werkt ook door in je omgeving en in de samenleving. Deze dienst helpt de naaste niet echt om zijn bestemming te realiseren, maar draagt dan juist bij aan de mislukking daarvan. Terwijl water nodig is, wordt bloed geschonken. Als je iets anders hebt waarop je je vertrouwen stelt dan de enig ware God, die zich in zijn woord heeft geopenbaard, ben je voor je naaste eerder bloed dan water. Wie geeft zijn naaste bloed te drinken?
Afgodendienst is echter heel verleidelijk. Afgoden spiegelen mensen geluk voor. Er zijn allerlei zaken waarvan we ons geluk zouden kunnen verwachten, of waarop we zouden kunnen vertrouwen. Denk aan het hebben van invloed of aan politieke macht. Macht is het vermogen om dingen tot stand te brengen. Het geeft een kick als je dingen kunt bereiken, en mensen je daarom prijzen en bewonderen. Het werkt verslavend als je dingen naar je hand kunt zetten, en mensen je aanmoedigen om door te gaan met het doen van datgene waarmee je succes hebt. Dan verwacht je je geluk daarvan, en stel je je vertrouwen daarop. Maar er zijn meer zaken waarop mensen hun vertrouwen stellen.
(volgende week, de derde en laatste aflevering)
D.J. Steensma, Feanwâlden