In het vorige artikel ging het over het begin: de goede schepping en de diepe val van de mens. De manier waarop God met de mens omgaat kan heel goed met het woord ‘verbond’ weergegeven worden. Dat is aan de orde, ook wanneer dit woord als zodanig niet wordt genoemd. De structuur ervan vinden echter overal in de Bijbel.
Hoe gaat het nu verder? De volgende grote stap in de heilsgeschiedenis is de verbondssluiting met Abraham (Gen. 17). Zoals we allemaal weten is Abraham de stamvader van Israël, het volk waarmee God een speciale weg gaat door de geschiedenis. De verbondssluiting later bij de Sinaï (Ex. 19) is dan ook in het verlengde te zien van de verbondssluiting met Abraham.
Doorgaande lijn
En zo gaat het, kort gezegd, de hele Bijbel door: via het Oude Testament naar het Nieuwe. Het is steeds dezelfde God Die met Zijn genadig handelen de verloren mens zoekt, Zich een volk verkiest, daarmee een speciale band onderhoudt (verbond), de Messias belooft, Hem doet komen in de volheid van de tijd, Zijn beloften vervult, en de verbondslijn voortzet na de komst van de Messias. Twee dingen worden dan wel anders: de deelnemers in dit verbond blijven niet langer beperkt tot dat ene volk Israël, maar worden bijeen gebracht uit alle volken (Matth.28,18-20) en het teken van het verbond (besnijdenis) krijgt een vorm die past bij het feit dat Christus nu gekomen is en Zijn bloed heeft gestort (doop). Maar inhoudelijk en principieel is het één doorgaande lijn in het verbondshandelen van God.
Dit laat dus tevens een bepaalde voortgang zien in de openbaring van het genadeverbond – een voortgang die zijn voltooiing zal krijgen als het nieuwe verbond in werking is getreden, dat in het ‘laatste der dagen’ zal komen (Jer.31,31-34; vgl. Ez.36,22-32). De komst van de Messias en het aanbreken van dit nieuwe verbond hebben alles met elkaar te maken. De lijn van het verbond dat God in het paradijs begon en via Abraham en Israël voortzette, loopt door naar de nieuwtestamentische bedeling. Net zo min als de God van het Oude Testament een ander is dan die van het Nieuwe Testament, net zo min is er een tweedeling als het gaat over het verbond: een apart verbond voor Israël in de oudtestamentische bedeling en een apart (ander) verbond voor de kerk in de nieuwtestamentische bedeling.
Het is een en hetzelfde verbond; het nieuwe is gelegen in het feit dat datgene wat eerst nog in de schaduwen was, nu in het volle licht is getreden, dankzij het werk van Christus en de uitstorting van de Geest.
Update
Met een wat eigentijdse term zouden we het wellicht een <<cursief>>update <<einde cursief>>kunnen noemen, te vergelijken met een nieuwe versie van bijvoorbeeld een bepaald computerprogramma. Dat laat zowel de continuïteit zien met de vorige versie – die ligt immers ten grondslag aan het huidige programma en bepaalde structuren van het programma blijven ongewijzigd – terwijl tevens de nieuwe versie de vorige verbetert en actualiseert; de vorige versie is voor de gebruikers van de nieuwe overbodig geworden. Dit voorbeeld gaat theologisch gezien weliswaar een beetje mank, maar het punt van vergelijking ligt in de gedachte dat een bepaald programma wordt doorontwikkeld tot een nieuwe versie. Het blijft hetzelfde programma, aan te wenden voor hetzelfde doel. Iets dergelijks is er ook aan de orde als we nadenken over de voortgang van het oude verbond naar het nieuwe verbond. De grondstructuur is onveranderd, de inhoud van het verbond eveneens (Ik zal uw God zijn), niettemin is sinds de komst en het werk van de Messias datgene in het volle licht getreden waarnaar in vroeger eeuwen reikhalzend werd uitgezien. In de voortgang van de verbondsopenbaring is God gegaan van belofte naar vervulling.
Eén verbond
Ik vind het wel belangrijk om die doorgaande lijn te benadrukken, omdat het eenvoudigweg niet juist is om te denken dat op bladzijde 1 van het Nieuwe Testament er ineens een compleet nieuw verhaal aan de orde is. Vergeet niet dat de eerste christenen allemaal Joden waren, op het Pinksterfeest te Jeruzalem bijeen. Tot hen klinkt het woord: u komt de belofte toe (Hand.2,39). Welke belofte? De in het Oude Testament gegeven belofte aangaande het nieuwe verbond. U zult de gave van God, namelijk de Heilige Geest ontvangen (Hand.2,38). De overvloedige uitstorting van de Heilige Geest is het teken bij uitstek van het aanbreken van dat door God beloofde nieuwe verbond. Zo sluit Handelingen 2,39 helemaal aan bij Genesis 17,7: Ik zal uw God zijn en de God van uw nageslacht.
Eén verbond dus, er is ook maar één God en één heil en één Middelaar. Dat is dan ook de belangrijkste bijbelse grond voor de kinderdoop. Omdat de kinderen in het verbond begrepen zijn en deelhebben aan de verbondsbelofte, mogen ze en moeten ze ook het daarbij behorende teken en zegel ontvangen.
Ik kan hier nu niet uitvoerig op ingaan, maar wat een geweldige gedachte eigenlijk: God is mij altijd voor geweest. Hij was er al in mijn leven toen ik nog niet naar Hem vroeg. Maar Hij vroeg wel naar mij… en Hij is zo genadig, dat Hij Zelf ook zorgt voor het antwoord van het geloof in mijn hart. Hoe? Daarover meer in een volgend artikel. Maar duidelijk is al wel dat de God van het verbond alle eer en aanbidding moet ontvangen, nu en eeuwig.
H. Korving, Urk
Ds. H. Korving is predikant van Urk-Maranatha.