Wie de naam van God ijdel gebruikt, gaat een grens over. Dat wordt in het bijzonder duidelijk in een geschiedenis uit de tijd van Israëls tocht door de woestijn op weg naar het land Kanaän.
Tijdens deze tocht ontstonden er problemen met iemand die tijdens een ruzie de naam van God had gelasterd. Daarop brachten de mensen hem naar Mozes. Daar werd hij in voorlopige hechtenis genomen tot een uitspraak van de Here uitsluitsel zou hebben gegeven over het vervolg. De Here bepaalde toen dat de man buiten het kamp moest worden gebracht en gestenigd: Wie Hem vervloekt, zal de gevolgen daarvan moeten dragen (Lev.24,10-16): het verlies van vrijheid, en daarmee het leven. God houdt niet onschuldig wie zijn naam ijdel gebruikt.
Deze geschiedenis is een illustratie bij het derde gebod uit de decaloog (Ex.20,7), en ook een waarschuwing voor de kerk vandaag. De desbetreffende man was afkomstig uit een gemengd huwelijk. Zijn moeder heette Selomit, een Israëlitische vrouw, en zijn vader was een Egyptenaar. Blijkbaar had hij onvoldoende besef van eerbied voor de naam van God meegekregen. De bijbelschrijver heeft er vast een bedoeling mee gehad op deze achtergrond te wijzen. Voor ouders is er steeds te opdracht kinderen met de naam van de HERE vertrouwd te maken, en voor te gaan in eerbiediging daarvan.
Deze naam is niet alleen heilig, maar ook (tot onze troost) nabij. Wie de bevrijdende en beschermende macht van deze naam kent, deelt in het heil dat in Christus is verschenen. Zo heeft God zijn naam aan het einde van de tijden bekendgemaakt. Zo heeft Hij zichzélf in zijn onmetelijke liefde uitgesproken in Christus. Wie in het geloof ziet naar de gekruisigde en opgestane Here, mag de zegen van Gods naam (zijn nabijheid, zijn sterkte) ervaren.
Zinloos gebruik
En er is meer. Op geen enkele manier zal een kind van God zich ook maar op enigerlei wijze willen schuldig maken aan een gebruik van de naam van zijn hemelse Vader waardoor deze in diskrediet wordt gebracht. Op zichzelf is het daarom misschien wat vreemd dat aan gelovigen dit gebod vaak wordt voorgehouden. Moeten kinderen echt elke week horen dat zij zorgvuldig moeten omgaan met de vadernaam? Dat zou toch vanzelfsprekend moeten zijn?
Toch heeft die herhaalde afkondiging betekenis. God houdt de zijnen daarin een spiegel voor. Hij laat ons zien wie wij zonder Hem zouden zijn, zodat wij steeds maar weer in dankbaarheid en met verwondering onze toevlucht nemen tot Christus. Tegelijk geeft dit gebod ons een richtsnoer en maatstaf voor ons doen en laten. De Geest leert ons dat een leeg, zinloos en gemakkelijk gebruiken van de naam van God niet hoort bij de levensstijl van een gelovige. Ja, aan vloeken kun je denken, en aan het gebruiken van de godsnaam als stopwoord. Maar het gebod gaat dieper. Het raakt elke gebeurtenis waar je de naam van God inzet om je eigen woorden en daden kracht bij te zetten.
Je noemt jezelf een christen? Als je levensstijl daar niet bij past, en je leidt een onchristelijk leven (vgl. Rom.2,24), dan gebruik je de naam van God om je eigen doen en laten goed te praten. IJdel gebruik van de godsnaam! Koningen van Juda riepen dat God in hun midden was (De tempel van de HERE!), naar ondertussen lieten zij de afgodendienst in het rijk ongemoeid, en vertrouwden op zilver en goud.
Eigen projecten
De naam van God wordt misbruikt als wij Hem verbinden aan onze eigen projecten, die we zelf hebben uitgedokterd en die we op die manier extra gewicht willen toekennen. In de middeleeuwen zijn kruisvaarders opgetrokken naar Jeruzalem en hebben strijd geleverd onder het motto 'God wil het'. Op koppels van soldaten van het Derde Rijk stond Gott mit uns. Ook uit de recente geschiedenis (van de VS en andere landen) zijn voorbeelden van misbruik bekend: Gods naam noemen en ondertussen een onchristelijk leven blijven leiden (en proberen verkiezingen te winnen of een standpunt door te drukken).
De Israëlieten voerden op een gegeven moment strijd tegen de Filistijnen. Zij waren ervan overtuigd dat God aan hun kant stond. Als teken daarvan namen zij de ark mee. Uiteindelijk bleek echter dat God niet aan hun kant stond en werd de ark door de Filistijnen buitgemaakt. Wat de Israëlieten deden met de ark, wordt maar al te vaak met de naam van God gedaan. Mensen brengen deze naam dan in terwijl het nog maar de vraag is wat de wil van de Here is.
Verabsoluteren
Er zijn ook andere vormen van misbruik, bijvoorbeeld in een spreken 'in naam van God'. Dan worden allemaal mooie woorden gesproken, maar ondertussen wordt voorbijgegaan aan de oproep tot bekering en een leven in heiliging. Ook in een spreken in naam van God waarbij het oordeel wordt verkondigd zonder verkondiging van belofte en genade.
Of in genezingsdiensten waarin de Here wordt aangeroepen om ziekte uit te drijven. Wie dat doet spreekt daarmee uit dat Hij wil dat de patiënt wordt genezen. De vraag is dan altijd of wij echt wel goed weten dat Hij de (lichamelijke) genezing van een patiënt wil. Zou het ook niet zo kunnen zijn dat de patiënt niet (lichamelijk) wordt genezen, maar in zijn ziekte mag getuigen van Gods liefde en goedheid? Zeker heeft de naam van God grote kracht. Maar ons gebruik daarvan heeft een grens.
Gemakkelijk kunnen mensen ook de naam van God inzetten voor de verdediging van een eigen standpunt. Daartoe zijn wij uit onszelf zelfs geneigd. Het gevaar ligt steeds weer op de loer dat wij ons eigen standpunt verabsoluteren. Dat gevaar wordt des te groter wanneer wij alleen luisteren naar hen die ons eigen standpunt vertolken, en ons afkeren van diegenen die een ander geluid laten horen. Ook een kerk die zich wil funderen op Schrift en belijdenis, moet blijvend bedacht zijn op de grens die met het derde gebod wordt aangegeven.
Wat de heilige Geest ons in positieve zin leert ten aanzien van het derde gebod wordt mooi omschreven in de Heidelbergse Catechismus: wij mogen en moeten de heilige naam van God niet anders dan met ontzag en eerbied gebruiken, opdat Hij door ons op de rechte wijze wordt beleden, aangeroepen en in al onze werken geprezen (HC 99). Zo mag de ware vrijheid worden ervaren, in verbondenheid aan de naam die leven is en leven geeft.
D.J. Steensma, Feanwâlden