‘Allen werden vervuld van de heilige Geest en spraken vrijmoedig over de boodschap van God.’
(Hand. 4,31)
Het is een woord dat je buiten de kerk niet vaak hoort: vrijmoedigheid. Misschien hoort het bij de tale Kanaäns. Reden te meer om het in dit Pinksternummer eens nader te bestuderen. Helemaal omdat ook de NBV in Handelingen 4 dat woord gebruikt: vrijmoedigheid. Het is dus een woord dat ook in het hedendaagse Nederlands gebruikt kan worden. Maar wat zegt het? En wat betekent het als we lezen dat de vrijmoedigheid komt waar de Geest mensen vervult?
Vrijmoedigheid is een vertaling van het Griekse woord parrèsias. Dat woord betekent breder iets van openheid, eerlijkheid. Het wil zeggen dat iemand de vrijheid heeft om alles te zeggen. Je mag open zijn en ondanks hindernissen die er misschien zijn is er alle ruimte om de waarheid te spreken. Daar gaat het om bij vrijmoedigheid.
Getuigen
Als dat woord in de context van het Nieuwe Testament en de eerste gemeente wordt gebruikt, dan gaat het over de openlijke verkondiging van de goede boodschap van Jezus Christus. De gemeente is geen mystiek en geheimzinnig genootschap dat in zichzelf gekeerd en teruggetrokken de goede boodschap alleen onderling deelt. De weg van Christus wordt in alle openheid verkondigd. En alle apostelen en leden van de eerste gemeente nemen daarbij geen blad voor de mond. Ze praten open en eerlijk – ook als er sprake is van dreiging van buitenaf. Dat is namelijk de situatie die beschreven wordt in Handelingen 4. Petrus en Johannes zijn gearresteerd en door de Joodse leiders ondervraagd. En ze krijgen het bevel dat ze de naam van Jezus niet meer mogen gebruiken en het volk er niet meer over mogen onderwijzen. Maar dat is onmogelijk – zo zeggen Petrus en Johannes. Ze zijn zo vol van de goede boodschap, dat ze daar simpelweg niet over kunnen zwijgen.
Dat is waar het bij vrijmoedigheid over gaat: het is onmogelijk om te zwijgen. Dat wat jou bezighoudt is zo groot en belangrijk, daar moet je iets mee. Ook als dat betekent dat je bedreigd wordt. Ook als dat betekent dat je opgepakt en gearresteerd kan worden. Zelfs als dat betekent dat je de doodstraf kunt krijgen. Er is niets wat je tegen kan houden – dat is vrijmoedigheid. Je moet getuigen. Je moet spreken – je kunt simpelweg niet anders.
Inspiratie
Wat Handelingen 4 ons boven alles duidelijk wil maken, is wat de bron van deze vrijmoedigheid is. Die zit niet vast op mijn eigen moed. Die heeft niet te maken met wie ik ben of wat ik kan. Vrijmoedigheid is geen eigenschap. Het moet je gegeven worden. De Heilige Geest is de bron van vrijmoedigheid. Als Petrus en Johannes vrijgelaten worden en naar hun broeders en zusters gaan – dan gaan ze bidden. En in dat gebed vragen ze om vrijmoedigheid. Ze kunnen wel zeggen tegen de Joodse leiders dat ze niet kunnen zwijgen. Maar ze beseffen maar al te goed dat dat vastzit op God en zijn beloften. Want ze bidden vurig om vrijmoedigheid en als ze dat gedaan hebben, dan laat God van zich horen. Er komt een aardbeving, God hoort en spreekt en de Geest komt: allen werden vervuld en spraken vrijmoedig over de boodschap van God. Vrijmoedigheid is een gave van Geest. Zo wil God in ons werken. Zo wil God ervoor zorgen dat wij niet bang worden, dat we ons niet angstig terugtrekken. Maar dat we volop spreken over het goede nieuws van Jezus Christus. Wat dat ook betekent.
En wij?
Hoe vaak krijgen we niet de opdracht om te getuigen. Om de goede boodschap in deze wereld zichtbaar en tastbaar te maken. Om te vertellen over wie God in Christus is en hoe Hij in deze wereld wil werken. Afhankelijk van je predikant zal dat verschillen van eens per maand tot eens per week. Het is ook een opdracht die in de Schrift duidelijk op ons af komt. Maar hoe doe je dat? Dat is natuurlijk het moeilijkste. Hoe kun je getuigen? Hoe blijkt die vrijmoedigheid? En als je die vaak niet ervaart – wat dan?
Het lijkt me goed om de juiste volgorde steeds in de gaten te houden. Om steeds te blijven bidden om een vrijmoedig hart. Niet om overal waar je komt over Christus te spreken. Maar wel om overal waar je komt met Christus te gaan. Om zo vol van hem in deze wereld te leven. En om waar je de kans krijgt iets van hem zichtbaar te maken. Iets te laten horen in de g(G)eest van wie Christus is.
Besef daarbij vooral dat dit getuigen niet op jou vastzit. Het is een geschenk. En God wil het werken, in en door ons. In Handelingen gebeurt dat (mede op verzoek van de leerlingen, zie 4,29-30) door wonderen, genezingen, grote tekenen. Zo merken de gelovigen dat God bij hen is. Wij mogen vragen of God in onze tijd en onze omgeving ook kracht aan ons wil verlenen. Dat we vrijmoedigheid mogen ontvangen om christen te zijn in deze tijd en dat God kracht verleent aan ons getuigenis. Dat onze aanwezigheid in deze wereld mensen mag geven wat ze ten diepste nodig hebben en wat in deze wereld zo moeilijk te krijgen is. Dat we door de Geest mogen helen, rust geven, liefde opwekken.
Wouter Moolhuizen, Hoogeveen