Jarenlang waren ze onderweg naar veiligheid en vrijheid: Sara en haar twee jonge kinderen. Te voet over bergketens, door de sneeuw. Slapen in greppels. Mannen van je lijf zien te houden. Soms een tijdje werken om geld te verdienen voor de volgende etappe. En dan weer door, op de vlucht voor geweld en uithuwelijking.
Het beeld dat haar het meest bij is gebleven? De dode man, bevroren langs het pad? Of de man met de bevroren voeten die ze urenlang voortduwen? Nee, het gezicht van de vrouw die hen gastvrij opneemt: Een engel.
Sara en haar kinderen komen daar aangestrompeld, haar zoontje met een paar bevroren tenen. Ze zijn de bergen over, eindelijk in Turkije. Al dagen lopen ze. Ze moeten even op adem komen. ‘We kwamen van de hel in de hemel. Die vrouw gaf ons thee, eten, kleding. Goot lauw water over de bevroren tenen van mijn zoontje. Haar gezicht vergeet ik nooit.’
Deze episode is ongeveer op de helft van de vlucht. Het verhaal van Sara, haar zoontje en haar dochtertje begint een paar jaar eerder in de bergen in Afghanistan. Sara is in Iran opgegroeid, maar is voor haar man naar Afghanistan verhuisd. Ze krijgen twee kinderen, zijn gelukkig. Maar een leven is hier goedkoop. Haar man wordt doodgeschoten.
Zonder man is ze onbeschermd. En als moeder heeft ze niks te zeggen over haar kinderen, daar gaat de schoonfamilie over. Sara wil zelf bepalen hoe haar kinderen opgroeien, ze wil dat ze straks naar school kunnen. Ook dochtertje Ilana. De schoonfamilie heeft andere ideeën. Zoontje Yanis wordt uitgescholden, mishandeld. Zijzelf ook.
Vlucht in de nacht
Sara besluit met haar kinderen van vijf en twee jaar oud terug te gaan naar haar ouders in Iran. Ze ontsnapt in het holst van de nacht, het spaargeld van haar man onder de boerka. Buiten het gehucht houdt ze met een smoes een vrachtwagen aan. Ze doet zich voor als de oma van de kinderen, op weg naar de begrafenis van hun moeder. Ze heeft immers een smoes nodig om met de kinderen te kunnen reizen.
Bovendien: jonge vrouwen zonder man worden verkracht, misschien zelfs vermoord. Ze smeert modder op haar handen en voeten om haar jonge huid te verbergen. Loopt krom en praat krakend. De kinderen vertelt ze dat het een spel is.
In de volgende plaats weet ze een man met een oude auto te charteren voor de reis naar de grens. Negen dagen doen ze erover. Daar verzint ze een nieuwe smoes om de grens over te komen. ‘Mijn man is de grens over en ik weet niet hoe ik en de kinderen nu verder komen. De smokkelaar zou eerst mijn man meenemen en dan ons, maar hij is niet meer teruggekomen.’
Een oude man regelt een smokkelaar. Nog dezelfde nacht worden ze overgebracht en na een dag of drie komen ze aan vlakbij Teheran, vlakbij haar ouders. Sara telt haar zegeningen. Het was een moeilijke reis, maar haar listen hebben gewerkt: ‘Ik ben gelukkig niet verkracht.’ En nu komt ze thuis.
Maar het weerzien met de ouders slaat de bodem onder haar voeten weg.
De kinderen van die mensen
‘Wat doe jij hier? Je vertrapt onze eer’, zegt haar moeder. Ze vraagt niet hoe het met Sara en de kinderen is. Integendeel. Ze vraagt waarom Sara ‘de kinderen van die mensen’ heeft meegenomen. ‘Mijn wereld stortte in’, vertelt Sara door haar tranen heen. Haar ouders zijn bang dat de schoonfamilie hén iets aan zal doen. Vader gaat onderhandelen en sluit een akkoord: Sara wordt uitgehuwelijkt aan haar zwager, die al een vrouw en zes kinderen heeft.
Voor de tweede keer vlucht Sara met haar kinderen weg.
NB: de namen zijn omwille van de privacy van de kinderen gefingeerd.
Binnenkort volgt het tweede deel van het verhaal van Sara en haar kinderen. Dan leest u hoe het verder gaat; over illegale naaiateliers en mandenverkoop en de vlucht, te voet, over de bergen die Iran van Turkije scheiden.