Deze zomer willen we in vier nummers aandacht geven aan de verkondiging van het Woord. Niet zoals dat op zondag in Nederland in de kerk gebeurt, maar juist aan de verkondiging in een totaal andere context. Dit vierde artikel heeft als thema: In de zomer kan er zoveel meer.
In verleden tijden, toen we nog niet van corona gehoord hadden, stroomde onze Sjaloom-kerk in Hardenberg ‘s zomers boordevol met gasten.
Gasten die op één van de vele campings in het Hardenbergse of in een nog wijdere cirkel hun tent hadden opgezet, hun caravan hadden afgekoppeld of een huisje hadden gehuurd.
Ze kwamen overal vandaan, ook kerkelijk. En dat was ‘s zondags soms goed te zien.
Gezinnen die op z’n zondags waren gekleed, waarvan de moeder en de oudere meisjes hoedjes droegen in de kerk, en weer andere gezinnen waarvan iedereen gewoon op z’n campings was gekleed. En als dan de kinderen na de wetslezing of Nieuwtestamentische vermaning naar de kindernevendienst gingen, sprongen daar kinderen blij op, aarzelden ergens anders de kinderen, met vragende ogen hun ouders aankijkend, en bleven weer op een andere plaats de kinderen, dicht tegen hun ouders aangeklampt, zitten.
En bij de eerste liederen die gezongen werden, was het altijd even het ritme afstemmen, totdat iedereen het orgel volgde. Bij de Psalmen duurde dat meestal wat langer. Zij die nog op hele noten zongen in hun eigen thuisgemeente hadden moeite om ons tempo te volgen. Maar zo halverwege vonden we elkaar en werd er, in gezamenlijk ritme, de Here, onze God de lof gezongen of ons vertrouwen uitgesproken of een klacht bij Zijn troon neergelegd. En als we samen zongen over Jeruzalem, dan waanden we ons op weg, zoals eens de pelgrims naar Jeruzalem, op weg naar de ontvouwing van het Evangelie, de perspectieven van Gods Koninkrijk en onze eeuwige bestemming: Gods heerlijkheid.
Dat deze bevinding van Gods werk in Christus en in ons zelf, alléén maar uit genade ons is geschonken of ons alléén maar uit genade geschonken kon worden, klonk hartelijk en uitnodigend, zoals altijd! En wanneer de Schriften opengingen, stond niet de lezer centraal, maar de Auteur achter de schrijvers en de boodschap.
Zo bemoedigde en verzekerde het iedereen die bij Hem een schuilplaats had gevonden, dat hij/zij zich daarin voor leven en sterven veilig mag voelen. Het riep ook ieder ander op zijn/haar hart aan deze roepende en liefdevol zoekende God te geven. Eenmalige krachtdadige bekering en dagelijkse bekering schoven in elkaar. Krachtig en radicaal leven uit Christus’ heilswerk en het vernieuwend werk van de Heilige Geest in ons, riep op tot een dienen van God, tot het Hem de eer geven in heel ons leven.
Zonde, zondigheid, de verleidingen van Duivel en satan, Gods oordeel en het grote oordeel aan het eind van dit wereldbestaan, waartegenover alléén maar het geloof in Gods genade over jou persoonlijk, uitzicht en blijdschap geeft, waren de zwarte achtergronden waardoor het Licht schitterde.
Op mijn bureau, waar ik zoveel uren doorbreng, ligt sinds een jaar een briefje. Uitgeprint van een email van een gezin uit Kootwijkerbroek. Het geeft goed weer hoe gasten het soms bij ons ervaren:
‘U kent ons waarschijnlijk niet persoonlijk. Maar we zijn best vaak in de Chr. Geref. Kerk bij u in Hardenberg geweest. Omdat we een stacaravan hebben op de Klimberg, en daar best wel vaak een weekend doorbrengen.
Als gezin hebben we ons altijd heel welkom gevoeld in jullie gemeente. Ook werden we vaak blij geraakt van uw prediking. Uw gunnende manier van Christus-prediking geeft ons vaak weer moed. (…) Ik wilde u heel erg bedanken voor de manier waarop u de liefde van Jezus overbrengt. Ik hoop dat u de moed krijgt om door te gaan met uw werk in deze bijzondere tijd. En wij wensen u en uw vrouw, als gezin de kracht van God toe.’
Mij werd wel eens gevraagd of ik mijn preken aanpaste aan de zomergasten. Immers alleen al in de CGK zijn er zoveel verschillen in beleving en toepassing. En dan nog de vele gasten die uit de HHK, de GerGem of de GKv komen.
Nee, we pasten niets aan; niet in de prediking, niet in de liturgie, niet in de keuze van liederen, niet als onze muziekgroep speelde en de liederen uitkoos.
Enkele ‘gasten’ weken daarom uit naar Vriezenveen of de HHK in Nieuwlande. Maar het overgrote deel bleef gewoon komen en zong mee, en luisterde.
Zou het kunnen dat onze kleine Sjaloomkerk in Hardenberg hierin iets laat zien hoe het eigenlijk zou moeten zijn in Christus’ Kerk? En niet alléén tijdens de zomerse-vakantie-tijd?
Het zou eigenlijk zo ook moeten toegaan onder ons als Christelijke Gereformeerde Kerken! Dat we weer ontdekken dat dat wat ons samenbindt, de prediking in getrouwheid aan Gods Woord is. En dat dat door iedere prediker op een hem eigen wijze gebracht mag worden, omdat de Here onze God, ieder kan gebruiken in Zijn grootheid, genade en macht, om Zijn heil tot Zijn kinderen te brengen.
En als CGK-leden uit verschillende kerkelijke hoek de zegen van de eredienst in onze kleine Sjaloomkerk ervaren, zou dat een aansporing moeten zijn om ook alle kansels open te zetten voor elkaar.
Synodes kunnen geen éénheid brengen als die er niet onder predikanten, ouderlingen en diakenen, gemeenten en gemeenteleden van ons Kerkverband ervaren wordt.
Onze zomerse-diensten van weleer hebben me in de overtuiging gesterkt, dat we als CGK weer terug moeten naar een kleine bescheiden opvatting over wie we zijn in Nederland en vooral in het licht van Gods onmetelijke grootheid, wijsheid en macht.
En dat we elkaar niet moeten mijden en uitsluiten, wanneer de Here ons aan elkaar heeft verbonden.
Wat in de zomer kan in Hardenberg, moet toch ook mogelijk zijn in het geheel van onze CGK?
ds. Dik Brienen, Hardenberg