In 2019 stapte Marlies Medema, eindredacteur van het blad ‘Eva’, in een Surinaamse taxi. ‘U werkt voor een christelijke krant?’ vroeg de chauffeur, ‘dan kent u misschien ook wel het verhaal van de vrouw van de dominee?’
Dat verhaal kende ze niet, maar ze is ernaar op zoek gegaan en schreef vervolgens een prachtige roman over het leven van Anna Pannekoek, geboren in 1799.
Anna, die als kind het liefst met jongens speelde, mag vanwege het standsverschil niet trouwen met haar jeugdliefde Marten Schut. Haar moeder regelt een passende verbintenis, en ze trouwt met Arend van den Brandhof, een telg uit een gegoede familie. Arend is dominee, maar het lukt hem niet een beroep te krijgen naar een grote gemeente, waar hij aanzien zou genieten. Hij blijft de dorpsdominee. Arend heeft nogal een hoge dunk van zichzelf, tegenwoordig zouden we hem een narcist noemen. Trots, overheersend en materialistisch, zegt Anna na drieëntwintig jaar huwelijk.
Op een gegeven moment, in 1840, komt Anna er achter dat haar man samen met Dirk, zijn zwager, plannen maakt om naar Suriname te emigreren. Hij wil daar een kolonie stichten, waarbij arme boeren de grond gaan bewerken. Volgens Arend wordt de slavernij binnenkort afgeschaft, en dan zijn er boeren nodig om het land te bewerken. En die boeren hebben één of twee dominees nodig.
Hij zoekt een gebied uit dat ver van Paramaribo ligt, de voormalige garnizoensplaats Groningen, want ‘als de slaven blanken zwaar werk zien doen, worden ze lui.’
Anna wil echt niet naar Suriname, ze heeft acht kinderen en een longkwaal, bovendien is ze panisch voor water, omdat ze haar kleine zusje heeft zien verdrinken toen ze tien jaar was. Maar Arend zet zijn wil door: ‘Als het al niet op Bijbelse gronden is, dan ben je nog wettelijk verplicht me naar welke plek dan ook te volgen.’
Na heel veel tegenslagen, waardoor Anna telkens weer hoop krijgt dat de reis niet doorgaat, stappen ze in 1845 toch op de boot. Voor de familie Van den Brandhof verloopt de reis redelijk comfortabel, maar voor de arme boeren is het een kwelling.
Als ze uiteindelijk aankomen in Suriname, wordt Arend gewaarschuwd niet door te varen naar Groningen, omdat daar een epidemie heerst, een ernstige, vaak dodelijke darminfectie. Arend zet toch door. Vanaf dat moment gaat alles mis. Arend blijkt een wanbestuurder, die zichzelf veel belangrijker vindt dan de andere bewoners van de kolonie. Geld dat voor de boeren bestemd was gebruikte hij voor zichzelf, de boeren noemde hij lui, van enige pastorale zorg was geen sprake. Huizen waren niet beschikbaar, de gezinnen verbleven in oude barakken, zodat de ziekte steeds verder om zich heen greep. Er overleden binnen enkele weken meer dan de helft van de 394 kolonisten. Door gebrek aan hout om kisten te maken, werden ze begraven in hun eigen meubels… Anna probeert te helpen waar ze kan, maar haar longziekte speelt in Suriname weer op, en in november van dat jaar overlijdt ze, zesenveertig jaar oud.
Er gebeurde veel in het leven van Anna Pannekoek. Verdrietige dingen, zoals een klein zusje dat verdrinkt, een huwelijk dat niet op liefde gebaseerd was, een ongewilde emigratie. Maar ook blijde dingen, met name haar kinderen, die ze toch ook samen met Arend gekregen had, haar vrienden, het openhartige gesprek met haar moeder, voor ze naar Suriname vertrok.
Alle gebeurtenissen in dit boek zijn historisch, alle personen hebben echt geleefd. Het is een boek dat je in zijn greep houdt, levendig en menselijk geschreven.
Janneke van der Molen, Bierum
Marlies Medema, Papieren paradijs, KokBoekencentrum: Utrecht 2021, 400 blz., € 22,99, ISBN 9789029730679