De vorige keer is aangegeven dat verkeerde begeerte liefde jegens God en liefde jegens de naaste mist. Gehoorzaamheid aan Gods geboden vraagt niet alleen gehoorzaamheid aan de letter van zijn geboden, maar vooral ook liefde met ons hart. Liefde uit zich o.a. in het beheersen van begeerten.
Wat dat betreft leven we in een samenleving die ons daarin niet bepaald helpt. Heel onze cultuur wakkert juist verkeerde begeerten aan. Denk aan datingsites die 'een tweede liefde' stimuleren, en aan reclames over gokken via internet of casino. De tijdgeest wil ons verleiden toe te geven aan de begeerten die uiteindelijk ontwrichtend zijn voor mens en samenleving.
Wereldtoneel
Niet alleen in persoonlijke verhoudingen maar ook op het wereldtoneel zien we de verschrikkelijke gevolgen van zondige begeerte. Bijvoorbeeld in Oekraïne. Nadat de Russische beer De Krim had ingelijfd, in Tsjetsjenië had huisgehouden, heeft hij nu met zijn klauwen Oekraïne vastgegrepen en bloedige wonden toegebracht. Maar niet alleen daar zien we de begeerte naar macht, naar land en naar invloed. Overal in deze wereld zetten mensen dergelijke kwade verlangens door.
Paulus schreef dat geldzucht de wortel is van alle kwaad. Begeerte leidt tot: halen, hebben en houden. Heel de schepping en al de menselijke verhoudingen lijden daaronder sinds de zondeval.
In onze westerse wereld moeten we ons ervan bewust zijn dat de schepping in het bijzonder gebukt gaat onder begeerte naar welvaart en naar luxe en minder luxe goederen. Grondstoffen raken uitgeput. Het milieu lijdt schade. Diersoorten sterven uit. Het klimaat verandert. Mensen worden ziek. Allen dragen we daarvoor verantwoordelijkheid. We hoeven niet allereerst met de vinger te wijzen naar anderen. Allemaal participeren we in de cultuur van begeerte. Waaruit blijkt dat wij die Christus belijden – om met Paulus te spreken – 'geheel anders' zijn (Ef.4,20)?
Catechismus
De Heidelbergse Catechismus onderstreept in krachtige bewoordingen de kern van het tiende gebod (Z.44), en stelt dat er geen enkele zondige neiging in ons hart mag opkomen. Geen enkele neiging dus. De reden daarvoor is duidelijk. Als het begin van de zonde niet direct wordt bestreden, woekert zij voort. Daarom: meteen aanpakken al die verlangens die onverenigbaar zijn met liefde jegens God en liefde jegens de naaste. Er mag geen enkele neiging tot een dergelijke begeerte in ons hart opkomen. Kwade begeerte, zo zegt ook Paulus, moet meteen worden gedood (Kol.3,5). Laat u door begeerte niet meeslepen, zo onderstreept hij op een andere plaats (Rom.13,14).
Een andere heel stellige uitspraak van de catechismus is dat er geen enkele gedachte in ons mag opkomen die strijdt met één van Gods geboden. Niet één van Gods geboden! Het is niet zo dat zonde tegen het ene gebod zwaarder weegt dan zonde tegen een ander gebod. En dat we het ene gebod heel streng zouden moeten houden, en het andere minder streng. Soms oordelen we hard over bepaalde zonden van een ander (bijvoorbeeld op het gebied van seksualiteit), terwijl we niet eens in de gaten hebben dat we op andere momenten zélf een gebod van God overtreden.
Een voorbeeld van een gebod dat wel eens aan de aandacht van mensen ontsnapt, is het verbod op het spreken van een vals getuigenis. Wie toegeeft aan zijn verlangen naar negatief gepraat en roddelen brengt de naam en goede eer van zijn naaste schade toe. De catechismus geeft aan dat er geen enkele gedachte (om bijvoorbeeld de naaste te beschadigen) in ons mag opkomen die strijdt met een van Gods geboden.
De catechismus gebruikt dus sterke bewoordingen: geen enkele neiging, geen enkele gedachte die strijdt met een van Gods geboden. En: zo'n neiging of gedachte mag nooit in ons opkomen. Alweer zo'n sterk woord: nooit!
Duidelijk is dat we dit gebod onmogelijk kunnen houden. De catechismus slaat ons eigenlijk op dit punt helemaal neer. Wie struikelt niet herhaaldelijk in zijn gedachten en neigingen? En alsof dat nog niet genoeg is, legt de catechismus ook uit dat we zonden moeten verafschuwen. Alle zonden dus. En dat we gerechtigheid moeten liefhebben. Alle gerechtigheid. Altijd. En dat met heel ons hart.
Geen eigenroem
Wie deze woorden goed op zich laat inwerken, heeft in zichzelf absoluut niets waarop hij zich tegenover God zou kunnen beroemen. Wie kan dan voor de Almachtige verantwoording afleggen en blijven leven? Wie zich spiegelt in het tiende gebod, en vervolgens een ontmoeting met de allerhoogste Rechter tegemoet moet zien, en weet dat hij voor Hem moet verschijnen zonder advocaat en zonder borg, moet nu wel een heel ongelukkig mens zijn. Niets anders rest dan een toekomst zonder God, wat geen toekomst is.
Paulus brengt dat bestaan in zijn brief aan de Romeinen (7,24) als volgt onder woorden: Wie zal mij, ongelukkig mens, redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood? Wie zal mij verlossen, een mens die in zichzelf allerlei verkeerde neigingen heeft en zondige begeerten, een mens die niet altijd elke zonde verafschuwt?
Gelukkig geeft God door zijn genade in Christus Jezus redding. Ieder die door het geloof aan Hem verbonden is, deelt daarin! Dat is Gods belofte! En zij die Hem lief hebben leren krijgen, maken dan door zijn Geest een begin met leven in gehoorzaamheid aan de geboden van God. Aan alle geboden. En met een ernstig voornemen!
Daarom is ook voor vandaag nodig dat in de zondagse erediensten wordt gepreekt over Schriftgedeelten waarin thema's uit de tien geboden naar voren komen. Deze geboden doen meer dan aangeven hoe wij ons in ons dagelijks leven zouden moeten opstellen. Ze zijn meer dan lessen voor onderweg. Jazeker, die lessen zitten er ook in verborgen. Maar de geboden dienen er óók toe dat wij steeds beter beseffen hoe diep het zondige begeren van nature in ons hart aanwezig is, om dan vanuit díe nood onze toevlucht te zoeken bij Christus Jezus, en bij Hem alleen.
D.J. Steensma, Feanwâlden