In een serie korte artikelen wil ik samen met u en jullie kijken naar wat we de Orde van dienst noemen. De dingen die gebeuren in een kerkdienst. Want elk onderdeel heeft zijn eigen rol en achtergrond, maar kennen we die nog? Het lijkt ons goed om als het ware de boel af te stoffen en ons af te vragen: Waarom doen we de dingen die we doen?
Het begin van een kerkdienst
Het eerste punt waar we naar gaan kijken is het begin van de eredienst. Want wanneer begint de eigenlijke dienst? In de kerkgeschiedenis is te zien dat er vaak een soort van opening is voordat men begint met de eigenlijke kerkdienst. In de gereformeerd-reformatorische traditie is daar ook geen discussie over. Dat beginpunt van de dienst zijn votum en groet, de belijdenis dat wij samenzijn in de naam van de Heere en de daaropvolgende begroeting in Zijn naam.
Voordienst
Wat daaraan voorafgaat wordt wel eens de 'voordienst' genoemd. Je kunt dit nog terugzien aan het eerste lied dat we zingen, we noemen dat ook wel eens de voorzang of aanvangslied. Technisch gezien hoort dit dus niet bij de kerkdienst zelf, maar het is wel een heel belangrijke opmaat.
Je zou kunnen zeggen dat die ‘voordienst ’ haar eigen doel heeft. Als de kerkdienst een gebouw zou zijn dan is dat begin van de dienst het voorportaal, de hal, waardoor je het gebouw binnenkomt. Want het gaat in de kerkdienst om een ontmoeting met God en Zijn gemeente. Die ontmoeting gebeurt in het midden van de werkelijkheid van dit leven.
Geen mysterieus trucje
In lijn met het Nieuwe Testament en de eerste Christelijke gemeente is het niet nodig dat dit voorportaal een soort mysterieuze wijding wordt waar mensen en de plek waar ze samenkomen geheiligd moet worden. Dat is iets wat je wel terugziet in o.a. de Oosters-orthodoxe liturgie. Immers, in het Nieuwe Testament zien we dat de Christelijke gemeente op een willekeurige plaats kan samenkomen. Er vindt geen 'ruimteheiliging' plaats en je hebt geen speciale plek nodig om de Heere te ontmoeten.
Goede voorbereiding is het halve werk
Maar voorbereiding op die ontmoeting is wel goed. Midden in de werkelijkheid van het gewone leven wil de voorbereiding de aandacht van alle aanwezigen richten op de ontmoeting met de heilige God. Je zou kunnen stellen dat de eigenlijke eerste voorbereiding al thuis plaatsvindt. Dit kan door een persoonlijk of gemeenschappelijk gebed waarin men vraagt of de dienst tot eer van God mag zijn, of er in de dienst de zegen ontvangen mag worden en of ons hart voor de dienst mag worden toebereid.
Verschil
De volgorde van wat er aan het begin van de dienst plaatsvindt kan per CGK nogal eens verschillen. In dit artikel volg ik de volgorde die op de meeste plaatsen gebruikelijk is en anderen waarschijnlijk wel vanuit het verleden nog kennen. Het kan dus zijn dat in uw of jouw gemeente de volgorde of details net wat anders zijn. Maar deze ondergenoemde elementen komen ongetwijfeld voorbij.
De mededelingen
Nadat de predikant en de kerkenraad zijn binnengekomen leest de ouderling (of diaken) van dienst de mededelingen voor. Het benoemen van wat betrekking heeft op het leven van de gemeente heeft zijn rechtmatige plaats in de eredienst om zo met elkaar het wel en wee te kunnen delen en voor elkaar te kunnen bidden. Na de mededelingen volgt het aanvangslied. In sommige kerken spreekt men hier van een intochtslied. Eigenlijk klopt dat niet, want dit begrip stamt uit de tijd dat kerk staatskerk werd en veel liturgische gebruiken werden ingevoerd vanuit het hofritueel. Daar was men bekend met het toezingen van de keizer of koning als zij ergens binnenkwamen. Ook in sommige gemeenten was dit het geval, dat de gemeente ging zingen terwijl de kerkenraad de zaal binnenkwam. Dat dit niet in de kerk thuishoort moge duidelijk zijn. Daarom is het beter om te spreken over 'voorzang' of 'aanvangslied'.
De handdruk
Vervolgens brengt de ouderling van dienst de predikant naar de kansel toe. Vlak voor de kansel krijgt de voorganger de handdruk. De historische achtergrond van deze handdruk aan de voet van de kansel is niet helemaal duidelijk. Waarschijnlijk stamt het uit de tijd van de Reformatie en/of de Afscheiding (1834) toen er nog maar weinig predikanten waren. Vaak kwamen voor de gemeente onbekende predikanten van ver buiten het dorp of stad. Met de handdruk laat de kerkenraad zien dat zij met de voorganger hebben gesproken en hem bekwaam achten om de gemeente te dienen. Deze praktijk kennen wij niet meer en daarmee heeft de handdruk een andere invulling gekregen. De ouderling wenst namens de hele gemeente de zegen van de Heere toe. Bovendien onderstreept de handdruk dat de kerkenraad de verantwoordelijkheid draagt voor deze dienst. De predikant is geen ‘solist’ die even wat komt doen! Zijn boodschap en dienst worden gedragen door de kerkenraad.
Stil gebed
Hierna volgt het moment van stil gebed, soms aan de voet van de kansel of nadat de predikant plaats heeft genomen op de preekstoel. De predikant en de gemeenten bidden elk afzonderlijk en samen in stilte om de tegenwoordigheid en de zegen van God. De drukte van het leven valt wat van ons af en wij concentreren ons op wat er gaat gebeuren als God Zijn gemeente gaat ontmoeten. De gedachte waarom dit stil gebed plaatsvindt voor de dominee de kansel bestijgt ligt hierin dat de predikant ook lid is van de gemeente. Hij bidt persoonlijk voor zichzelf en voor de gemeente, net zoals de kerkenraad en de gemeente dat ook op dat moment doen. Onderaan de kansel wordt duidelijk dat je op ‘dezelfde hoogte’ staat als de gemeente. Op de kansel staat de predikant niet meer bij de gemeente maar ‘tegenover’ haar. Maar hier is geen sprake van wat goed is en wat fout zou zijn. Het gebed zelf is van het grootste belang, niet zozeer de plaats waar ze gebeden wordt.
Volgende keer
De volgende keer willen we, als de Heere het geeft, kijken naar wat we noemen ‘votum en groet’. Bekende woorden die steeds weer aan het begin van de dienst klinken, maar waarom doen we dat eigenlijk?
Dennis van der Wal, Aalten