In de afgelopen periode heb ik dit boek gelezen rondom mijn eigen stille tijd in de ochtend. Het boek is ontstaan in de coronatijd. De schrijver Willem Jan Otten werd in de coronatijd geconfronteerd met het feit dat hij niet meer naar de kerk kon. Dit was voor hem een groot gemis. Dit missen van de mis (Otten is Rooms-Katholiek) heeft hij verwerkt door in zijn dagboek te gaan schrijven. Dit werd vervolgens gepubliceerd in het Katholiek Nieuwsblad onder de titel: ‘De mis die we missen’. De stukken schreef Otten aan de hand van de lezingen die op het rooster stonden die in de katholieke kerk gevolgd wordt.
Tijdens het lezen is te merken dat Otten een vaardig schrijver is, een kunstenaar met woorden. De meditaties bieden genoeg stof tot nadenken. Daarom kan het boek wat mij betreft het beste gelezen worden door iedere dag een meditatie te lezen. Vaak las ik eerst de Bijbellezingen die bovenaan iedere meditatie staan en vervolgens de meditatie van Otten.
De auteur heeft zich op latere leeftijd bekeerd tot het christendom en is Rooms-Katholiek geworden. Als ik als protestant dit boek lees, komen er soms vragen naar voren. Maar tegelijk is er heel veel herkenning en waardering. Het boek laat de waarde en het belang zien van het kerkelijk jaar en van het samen vieren van het kerkelijk jaar. Het boek gaat niet alleen over het missen van de mis, maar zoals de titel al zegt over het missen van God. Die twee horen voor de auteur bij elkaar. Het overschakelen naar een tv-dienst of een Youtube-kanaal is voor de auteur geen vervanging. In de dienst gebeurt iets waar de gelovige geen toeschouwer van is, maar hij is er onderdeel van. Het wonderlijke en heilige wat dan gebeurt, probeert hij onder woorden te brengen.
Sommige meditaties worden afgesloten met een gedicht, waarvan een deel door Otten zelf is geschreven. Die gedichten zijn prachtig en vormen een waardevolle toevoeging. Graag deel ik een gedicht dat Otten schrijft bij het Bijbelgedeelte over de bloedvloeiende vrouw (blz. 207):
Genezen zal zij dromen van zijn oogopslag,
zoals hij zich omdraaide in de drom,
haar zocht en feilloos vond. Hij keek
alsof hij zijn ogen niet geloven kon,
kapot, alsof hij ergens aan bezweek.
Zij had zijn zoom gepakt, bang, bang,
Want tussen haar dijen de stinkende lap.
Alle mannen deinsden voor haar terug.
Er ging nog nooit een minnaar in haar op
toch droomt zij het: zo kijkt een man
die zich bekend heeft en dan uitgestort.
Gestelpt brengt zij haar handpalm naar
haar neus en ruikt de leeggebloede man.
Albert-Jan Dorst, Surhuisterveen
Willem Jan Otten, Zondagmorgen, Over het missen van God. Middelburg: Skandalon, 2022, 263 blz., € 25,99, ISBN 9789493220157