Ester 8:3 – 10:3: Rechtgezet
Het boek Ester is een bijzonder Bijbelboek. Alleen al omdat Gods naam er niet in voorkomt. Het is lang omstreden geweest. Het is ook een geliefd boek, want het vertelt een schitterend verhaal. En juist vanwege de schijnbare afwezigheid van God is het een boek dat vandaag de dag heel veel te zeggen heeft. Want de tijd waarin we vandaag de dag leven, lijkt in veel opzichten op de tijd die in Ester beschreven wordt. Daarom is het interessant om op zoek te gaan naar de boodschap van het boek Ester en de aanwezigheid van God, ook als Hij niet genoemd wordt. Wat heeft het boek ons vandaag te zeggen? Haman de Amalekiet wilde het Joodse volk uitroeien, maar dat is niet gelukt. En toch zijn daarmee nog niet alle problemen opgelost.
Koning Ahasveros laat alles overal aan anderen over. Hij eet, drinkt, vrijt en hij wordt af en toe boos. Maar hij besluit niets en hij heeft ook niet het lef om besluiten terug te draaien die niet genomen hadden moeten worden. Daarvoor geeft hij wel alle ruimte aan Ester en Mordechai. Maar hoe draai je een wet terug die niet teruggedraaid kan worden? Wat stel je ertegenover? Kortom: hoe wordt het onrecht dat gedaan is nu rechtgezet?
Nieuw bevel
Er is creativiteit nodig. Ester probeert nog de brieven van Haman te herroepen, maar dat kan niet. Ze krijgt samen met Mordechai alle ruimte, maar van herroepen kan geen sprake zijn. De koning is daar heel duidelijk in: Wat geschreven is in naam van de koning en verzegeld met de zegelring van de koning kan niet worden herroepen (8:8). Inderdaad alle ruimte om mee te werken, maar de koning stelt zichzelf nog steeds niet kwetsbaar op. Maar voor Ester en Mordechai is dat geen probleem.
Ze herroepen het bevel van Haman niet, maar laten met dezelfde ring ondertekende bevelen uitgaan die naast dat van Haman komen te staan. Alle inwoners van het rijk waren al opgeroepen tot een gewelddadig optreden waarbij alle joden gedood moesten worden. Nu krijgen de joden de officiële toestemming om zich te groeperen en zich te verdedigen. Het bevel is precies het tegenovergestelde van dat van Haman. Alleen in verdedigende zin: de joden mogen al hun aanvallers ombrengen.
Het is wel opvallend dat dit verhaal met een wet begint en eindigt. En dat er tussendoor bij alles wat er voorvalt maar één oplossing lijkt te zijn: vaardig een bevel uit. En dan meteen een bevel dat niet herroepen kan worden. Je bestrijdt je problemen met dat wat je problemen heeft opgeleverd. Het is een vreemde zaak…
Toch gaat het de goede kant op. Waar het eerste bevel de stad Susa in rep en roer brengt, daar zorgt dit bevel voor licht en vreugde, blijdschap en eer. Er is een spontaan volksfeest met maaltijden en drinken. En er zijn niet-joden die zich bij het joodse volk aansluiten. Uit ontzag, uit een stukje angst willen ze liever bij dit volk horen dan ertegen te strijden.
Overwinning
Als dan uiteindelijk de dertiende dag van de twaalfde maand aanbreekt, de dag waarop de strijd plaats zou moeten vinden, dan is er een grote overwinning voor de joden: niemand hield stand tegen de joden, want angst voor hen had zich van alle volken meester gemaakt (9:2). En ook alle hoge ambtenaren steunen de joden, uit angst voor Mordechai. Die krijgt steeds meer naam door heel het rijk van Ahasveros. En hij wordt zo uiteindelijk beloond voor zijn voortreffelijke gedrag door heel dit boek heen.
De overwinning is compleet en er is eigenlijk maar weinig strijd omdat op de meeste plaatsen de joden sterk genoeg zijn en ontzag krijgen. In de burcht Susa blijken er nog heel wat sympathisanten van Haman te zijn: vijfhonderd man wordt gedood. Ook de tien zonen van Haman worden gedood. Het was Hamans eer: zijn bezit, zijn macht en zijn zonen. Zijn macht en bezit zijn overgegaan op een ander. Zijn zonen sneuvelen nu in de strijd die hun vader is aangegaan. Zo lijkt het erop dat de macht van Amalek gebroken is. Er is afgerekend met die erfvijand van Israël. En waar de joden de ruimte kregen om de bezittingen van hun belagers buit te maken, daar zien ze er in dit geval van af.
De bezittingen van de zonen van Haman worden met geen vinger aangeraakt. En daarmee wordt alsnog gedaan wat God aan Saul bevolen had (1 Samuël 15:3: Wijd al hun bezittingen [die van de Amalekieten] onvoorwaardelijk aan de HEER). Zo is de overwinning voor het volk compleet. Maar ook de Here God overwint. Zonder dat Hij genoemd wordt, wordt hier gehoorzaamd aan een bevel dat Hij zo lang daarvoor gegeven had.
Herdenking
En dan wordt aan de grote hoeveelheid bevelen die al zijn uitgevaardigd nog wat toegevoegd. Mordechai en Ester schrijven allebei een brief aan alle joden in het rijk van Ahasveros. En ze stellen de dagen waarop deze strijd gestreden werd vast als feestdag. Elk jaar moet die gevierd worden omdat het volk gered is. En dat gebeurt tot op de dag van vandaag. Het feest wordt Poerim genoemd, naar poer, het lot dat Haman had laten werpen. Het is een uitbundig, carnavalesk feest. Er wordt gestampt en gerateld als de naam van Haman genoemd wordt. Het gaat vooral over de redding die steeds aan het joodse volk gegeven wordt.
Zo wordt zelfs in de naam van dit feest verwezen naar het toeval dat in dit verhaal zo’n nadrukkelijke rol speelt. Want zelfs hier aan het einde wordt God nergens genoemd. En toch is Hij aanwezig. Toch is het overduidelijk dat de redding van het volk niet op conto van Ester of Mordechai komt. God werkt op een bijzondere manier. Als iedereen al lang heeft opgegeven en als het te laat lijkt te zijn. Maar voor God is het nooit te laat. Hij werkt nooit zoals mensen bedenken. Maar Hij geeft veel meer dan je kunt verwachten. Zo wordt Mordechai verhoogt vanwege zijn dienstbaarheid: hij streefde het geluk van zijn volk na (10:3). Hij is daarmee het volstrekte tegenbeeld van Ahasveros: een dienstbaar mens met ontzag voor God die verantwoordelijkheid neemt en zich door God laat leiden. Zo hoort het.
Wouter Moolhuizen, Hoogeveen