Ook helden zijn maar mensen – als er iets duidelijk wordt in de Bijbel is het dat wel. In het boek Rechters wordt dat menselijke meer dan eens duidelijk. Gideon is de rechter die de Midianieten verslaat met zijn leger van likkers (zie Recht. 7: 5-6). Het is natuurlijk het werk van de Here God – zoveel is duidelijk. En het lijkt erop dat Gideon dat ook beseft.
In Rechters 8: 22-23 willen de mannen van Israël Gideon als het ware als koning aanwijzen. Als heerser over de stammen van Israël. En Gideon wil dat niet, hij zegt: ‘De Here zal over u heersen.’ Maar meteen in het vervolg blijkt dat Gideons vrome woorden niet worden gevolgd door vrome daden. Gideon wil geen koning worden, maar eist wel het grootste deel van de buit op (8: 24-26), richt een eigen cultus op (8: 27) en heeft een harem als een echte koning (8: 30). En als een van zijn bijvrouwen een zoon krijgt, dan geeft hij die de naam Abimelech – dat betekent ‘mijn vader is koning’. Zo laat Gideon toch in zijn kaarten kijken. Niet zijn eigen naam is van het grootste belang, maar de naam die hij zijn zoon geeft laat zien wie hij is. Een rechter, geleid en geïnspireerd door God. Maar tegelijk is het niet vreemd dat de Israëlieten direct na zijn dood weer vervallen in afgoderij, dat was voor een deel al voor zijn dood het geval. Arme Abimelech, in zijn naam blijkt al hoezeer zijn vaders droom op hem geprojecteerd wordt.
Wouter Moolhuizen, Hoogeveen