Als ze lacht, heeft ze kuiltjes in haar wangen. Haar blauwe ogen kijken me onbevangen aan. Haar blouse straalt vrolijkheid uit. Door haar haren lopen lichte strepen. Ze komt zelfverzekerd over. Dat is geen wonder. Haar generatie is groot geworden in een tijd, waarin alles openlag. Eigen keuzes konden worden gemaakt. Veel dingen waren financieel haalbaar. Hoe zou ze haar leven hebben ingevuld?
Ze neemt mij mee in haar verhaal, in haar zoektocht door het leven. Als ze vertelt, roer ik in mijn koffie, waar geen suiker inzit. En luister zonder te onderbreken.
‘Ik kom uit een christelijk gezin’, vertelt ze. ‘Ik ben bekend met de verhalen uit de Bijbel. Ging naar de kerk, maar vond het saai. Thuis werd er over het geloof weinig gesproken. In mijn jonge jaren zocht ik mijn grenzen op. Soms ging ik er overheen. Mijn ouders lieten het gaan. Misschien wisten ze ook niet alles.
Ik kreeg, na enkele verbroken vriendschappen, kennis aan Bert. Een rustige man. Introvert, dat wel. Was het de rust die hij uitstraalde, die mij aantrok? Ik weet het niet. Bij mij is het vaak hollen of stilstaan. Vol overgave kan ik me ergens in vastbijten, maar na verloop van tijd kan het ook weer wegzakken.’
Ze schetst me hoe een kloosterweek haar leven radicaal deed omwentelen.
De rust, stilte, de aandacht die ze daar voelde gaf haar rust.
‘Ik woonde verschillende vieringen bij. Kwam onder de indruk van de overgave die de monniken uitstraalden. De toewijding. Ik heb mijn verkeerde dingen aan God beleden en nam daar de volgende beslissing: Ik wil mijn leven in Gods hand leggen en vol vertrouwen de toekomst ingaan. Ik ging op zoek naar een kerk waar ik mijn gevoelens kon uiten en delen. Ik heb me laten dopen.
Voelde me gedragen, totdat ik ontdekte dat ook daar mensen zijn met gebreken. Teleurgesteld ben ik vertrokken en mijn “Geestvlam” begon te doven.
Het sterven van een goede bekende, zijn Godsvertrouwen, bracht me weer terug naar wie ik wilde zijn. Het vuur werd zogezegd weer aangewakkerd.
Maar later werd ik geconfronteerd met nieuw verdriet. Vragen klampten zich aan mij vast. Waar is God in dit gebeuren? Waarom laat Hij dit toe? Ik was boos. Het is niet eerlijk. Een jonge man, vader van een gezin. Altijd klaar staan voor een ander. Hij stak zijn geloof niet onder stoelen of banken. Weg. Ineens is hij er niet meer. Ik kan het nog niet bevatten.
Daarom praat ik graag met mensen die levenservaring hebben opgedaan. Hoe hebben zij dingen verwerkt? Hoe hebben ze God ervaren in hun leven?
Vaak heb ik geen antwoorden meer op vragen die mensen me stellen.
Heb jij, omdat jij zoveel ouder bent dan ik, wel antwoorden? Kun jij, met je levenservaring, het mij allemaal duidelijk maken?’
Ik kijk naar haar blauwe ogen. Met daarin haar vragende blik.
‘Ik wil het proberen’, zeg ik, ‘laten we, voordat ik begin, eerst nog een kop koffie nemen, want het is een heel verhaal. Ik kan je alleen maar iets vertellen over de mensen die ik ken uit de Bijbel. Die daar staan geportretteerd in alle facetten van hun leven. Het is het verhaal van mij en dat van jou.’
Douwe Janssen