“Het paard”, Mustafa spreekt het woord bedachtzaam uit, proeft de letters als het ware. Zijn kameraad haakt in met de volzin “Ik wil een paard kopen”. Dat lijkt misschien een bijzondere uitspraak, hier in de noodopvang voor asielzoekers op een bedrijventerrein in Tynaarlo, maar er is een logische verklaring: de Zuidlaardermarkt.
Het klasje van zeven Syrische mannen die de Nederlandse taal onder de knie proberen te krijgen, is daar onlangs geweest. En wie Zuidlaardermarkt zegt, zegt paardenhandel. En oliebollen en kibbeling, want zonder eetkraampjes geen markt in Nederland. “Heel lekker”, roepen ze in koor. Excursies als deze maken ook een belangrijk onderdeel uit van de les.
Drie vrouwen geven die lessen: Hannie, Meriem en Sabah. Hannie is 20 jaar lang docent geweest, ze gaf Duitse les. Ze hoorde via de kerk in Zuidlaren van dit project. Inmiddels was ze al wel gepensioneerd, maar ja: ze vond dat lesgeven altijd heel leuk. Dus toen dit vrijwilligerswerk voorbijkwam, was de keuze snel gemaakt.
Ze vroegen om huiswerk
Van Hannie komt de structurele aanpak; twee keer in de week les, met steeds in het begin een uitgebreide check ‘wat hebben ze onthouden van de vorige keer?’. Én met huiswerk voor iedere les. “Dat willen ze zelf graag”, vertelt Hannie, “Echt; ze vroegen erom.”
‘Je kan me wat’, heet de methode waarmee ze werken, speciaal ontwikkeld voor mensen die net beginnen met Nederlands leren. De titel, ogenschijnlijk zo’n eenvoudige zin, maakt gelijk duidelijk dat Nederlands geen makkelijke taal is om onder de knie te krijgen. (Ook al zo’n gekke uitdrukking.)
De valkuilen zijn legio: de vele onvermoede of dubbele betekenissen, de listige onregelmatige werkwoorden en hun vervoegingen, de ingewikkelde zinsbouw… en dan hebben we het nog niet eens over de uitspraak. Een van de eerste zinnen die ze goed geleerd hebben is dan ook: “Kan jij langzamer praten?”
Alvast iets aan hun toekomst doen
Ze zijn er allemaal iedere keer, want ze willen hier aan de slag. Zo snel als kan. Het wachten duurt lang; sommigen zitten als anderhalf jaar in de noodopvang. Sabah en Meriem kennen een deel van de groep al vanuit de Expo Hal in Assen, die fungeerde als ‘wachtkamer’ voor het aanmeldcentrum in Ter Apel.
Zij zijn vrijwilliger geworden via ‘je kent iemand, die iemand kent die dit doet en vertelt hoe leuk het is’. Sabah: “Ik was nieuwsgierig en wilde graag een kijkje achter de schermen nemen. En ik dacht ook ‘kan ik wat betekenen?’ Dat kon.” Via de les kunnen de mannen tijdens het lange wachten tenminste alvast iets aan hun toekomst doen.
Dat schept voldoening, voor henzelf en voor de vrijwilligers. Meriem: “Ik heb lang in Duitsland gewoond en ik heb dus geleerd hoe het voelt om van elders te komen. Dat mensen toch anders tegen je aan kijken, dat je een vreemdeling bent. Ik vind het fijn ze te kunnen helpen en iets van onze cultuur mee te geven.”