Tekenen der tijden
Matteüs 24:1-14 wordt vaak gelezen als een gedeelte waarin Jezus vertelt wat ‘de tekenen der tijden’ zijn. Maar de discipelen vragen niet naar ‘de tekenen der tijden’, en Jezus gebruikt hier deze term niet. De discipelen vragen naar het teken van Zijn komst en van de voleinding van de wereld.
Het eerste wat Jezus antwoordt, is: ‘Laat niemand jullie misleiden. Velen zullen dat wel proberen, door te zeggen: Ik ben de Christus’ (vs. 5). Later voegt Hij eraan toe: ‘Pas op voor valse christussen’ (vs. 24). De voleinding van de wereld zal komen als het evangelie van het koninkrijk van God in heel de wereld gepredikt zal zijn tot een getuigenis voor alle volken (vs. 14). Volgens de oude kerk was die verkondiging echter na Pinksteren al de vervulling van Jezus’ opdracht. Maar de voltooiing zal niet eerder komen dan bij de wederkomst.
Weeën
In Matteüs 16:1 gebruikt Jezus wel de term ‘tekenen der tijden’. Als farizeeën en sadduceeën Hem vragen om een teken uit de hemel, antwoordt Hij: ‘De tekenen van het weer kunnen jullie wel duiden, maar niet de tekenen der tijden.’ Zij zien namelijk niet dat met Jezus de tijd is vervuld en het koninkrijk van God nabij is gekomen.
In hoofdstuk 24 vers 8 verklaart Jezus dan dat alle door Hem genoemde rampen nog maar het begin van de weeën zijn. Ze moeten gebeuren, maar zijn nog niet het einde. Het wereldeinde komt plotseling, terwijl het leven zijn gewone gang gaat. Lees maar in hoofdstuk 24 vers 36-51 staat. Daarom blijken berekeningen wanneer het zover is bij ingrijpende gebeurtenissen telkens weer speculatie.
Toch lijkt in onze tijd Jezus’ boodschap brandend actueel. In deze turbulente tijd menen we (ongeveer) te weten wanneer het zover is dat Jezus komt. Maar Jezus geeft geen voorspelling van de toekomst; Hij verkondigt Gods woord aan zijn discipelen. Voor hen is dit belangrijk, omdat zij na de hemelvaart van Jezus wereldwijd het evangelie van het koninkrijk van God moeten verkondigen. Ze moeten zich dan niet laten ontmoedigen door zogenaamde messiassen en profeten. Jezus moedigt hen aan vol te houden tot het einde. Daarna spreekt Hij over toenemende wetteloosheid en massale verkilling van de liefde.
Verkilling
Als Jezus spreekt over wetteloosheid en verkilling van de liefde gaat dat toch over onze tijd? Hij levert dan kritiek op tijdgenoten (Mat. 23:28). Zij schijnen van buiten rechtvaardig, maar van binnen zijn zij vol huichelarij en wetteloosheid. Op de dag van het oordeel zal Jezus tegen sommigen die positief over zichzelf oordelen, zeggen: ‘Weg jullie, werkers van de wetteloosheid’ (7:23).
Wetteloosheid is van alle tijden; ze typeert ook schijnvromen. Daar gaat grote invloed van uit, vooral als de liefde vergaat. De waarschuwing tegen verkilling door liefdeloosheid is voor alle tijden. Er is alleen behoud voor hen die blijvend liefhebben (24:13). Jezus doet daarom een oproep om waakzaam te zijn, omdat niemand het moment van zijn komst weet (24:42; 25:13).
In Matteüs 24:32-35 vertelt Jezus de gelijkenis van de vijgenboom. Volgens velen is de vijgenboom een beeld van Israël. Als die boom uitspruit, is Jezus’ wederkomst ophanden. Dat is gebeurd in 1948, toen de staat Israël gesticht werd. Het geslacht dat dit meemaakte, zal ook de wederkomst beleven. Klopt deze uitleg wel? Dan had het toch al zover moeten zijn? Achter deze uitleg zet ik een groot vraagteken.
Voorbeeld
In deze verzen over de vijgenboom geeft Jezus antwoord op de vraag van de discipelen naar het wanneer van de tempelverwoesting en naar het teken van zijn komst. Hij gebruikt daarbij het voorbeeld van het uitbotten van de vijgenboom. Hij zegt daarbij dat de zomer de oogsttijd is. Dan verbranden de boeren eerst het onkruid om daarna te oogsten. Dat correspondeert met de vragen van de discipelen. De tempelverwoesting is het teken van de voleinding. De oogst is begonnen met de komst van Christus en zal gegarandeerd voltooid worden bij Zijn wederkomst.
Jezus zegt in 24:34 niet dat dit geslacht - zij die het uitspruiten van de vijgenboom zullen meemaken - ook de wederkomst zal beleven. Hij zegt hier dus ook niet dat Hij na 1948 binnen een generatie zal terugkomen. Niemand weet wanneer het zover is (24:36). Maar velen laten (hun uitleg van) vers 34 zwaarder wegen. In de dagen van Jezus stond de duur van een generatie op veertig jaar. Vandaar dat na 1948 nogal wat uitleggers zeker meenden te weten dat Jezus komen zou in 1988. Daarna werden en worden er steeds andere jaartallen genoemd, met 2050 als uiterste datum. Al die berekeningen zijn echter in strijd met de uitspraak van Jezus dat niemand weet wanneer het zover is (24:36). Ze zijn ook in strijd met Jezus’ waarschuwing dat het koninkrijk van God niet zo komt, dat het te berekenen is (Luc. 17:20).
Al deze dingen
Als antwoord op de eerste vraag van de discipelen - wat is het teken van uw komst? - zegt Jezus: ‘Dit geslacht zal het meemaken.’ Hij zegt dat dus over zijn eigen generatie. Wat bedoelt Jezus met ‘al deze dingen’? Zijn dat de bladeren van de vijgenboom; als teken van zijn wederkomst? Door Jezus’ spreken over ‘dit geslacht’ kan dat niet. Hij grijpt ermee terug op de vraag naar de tempelverwoesting. Dat blijkt duidelijk uit wat staat in het evangelie van Marcus: ‘Wanneer zullen deze dingen gebeuren? En wat is het teken wanneer al deze dingen in vervulling gaan?’ (13:4). Jezus antwoordt dat zijn tijdgenoten zeker al deze dingen zullen zien gebeuren, namelijk de verwoesting van de tempel (13:30). Maar met het spreken over de zomer komt ook de wederkomst in zicht. Alles wat Hij gezegd heeft, zal zeker gebeuren (Mat. 24:35).
Oproep
Met deze gelijkenis bedoelt Jezus het komende Godsrijk, zo blijkt in Lucas 21. Daar vragen de discipelen: ‘Wanneer wordt het heiligdom afgebroken? Wat is het teken dat deze dingen zullen gebeuren?’ (vs. 7). Jezus antwoordt hen: ‘Wanneer jullie deze dingen zullen zien gebeuren, weet dan dat het koninkrijk van God nabij is’ (vs. 31) ‘Al deze dingen’ slaat primair op de verwoesting van de tempel in het jaar 70 n.Chr. Ondanks de grote tijdsafstand is er een relatie tussen deze tragedie en de wederkomst.
Jezus geeft dus geen informatie over Gods tijdsplanning, maar verkondigt dat in Hem het koninkrijk van God nabij is gekomen. Zijn komst – de komst van Jezus – betekent zaligheid voor allen die in Hem geloven, maar is rampzalig voor de ongelovigen. De verwoesting van de tempel is daar een voorspel van. Dat maakt Jezus’ oproep tot geloof des te dringender.
D. Visser, Amersfoort
Dr. D. Visser is emerituspredikant te Amersfoort. In 2017 verscheen zijn boek Komt Jezus snel terug? Een nuchtere kijk op eindtijdverwachtingen, uitgegeven bij Brevier (Kampen).