In het eerste artikel over de kerk in Latijns-Amerika schetste ik iets van de eerste ontwikkelingen die in dat werelddeel een rol speelden bij het ontstaan van de kerk. Daarbij heeft de grote raciale vermenging tussen de oorspronkelijke inwoners en tussen mensen uit Europa en Afrika (en ook uit Azië) diepe sporen getrokken door de geschiedenis heen.
Ik schreef al dat het inzetten van de inheemse bevolking als slaven vanaf het midden van de zestiende eeuw verboden was. Als gevolg daarvan werden vanaf 1650 miljoenen mensen uit Afrika overgebracht naar Latijns-Amerika waar ze als slaven tewerk werden gesteld. De erbarmelijke omstandigheden waarin zij leefden en moesten werken zijn met geen pen te beschrijven.
Het slavernijverleden in Latijns-Amerika leidde echter ook tot een grote mate van raciale vermenging binnen de bevolking. En dat gegeven is in de ontwikkeling van het bestaan van de kerk van grote invloed geweest. Er ontstonden niet alleen grote verschillen, maar ook heel scheve verhoudingen binnen de kerk.
Iberische invloeden
Om dat te begrijpen moeten we nog iets ophalen uit de geschiedenis van de kolonisatie van Latijns-Amerika. De kolonisatoren (de conquistadores) waren afkomstig uit Spanje en Portugal, oftewel: ze kwamen van het Iberisch schiereiland. Zij namen nogal wat vooroordelen mee als het ging over raciale verschillen. Dat kwam door de geschiedenis die zich op het Iberisch schiereiland had afgespeeld. Tussen 900 en 1492 was daar een bittere strijd gevoerd tegen de overheersing door de moslims, die het schiereiland vanaf het begin van de achtste eeuw hadden veroverd. Die moslims stonden bekend als de Moren. Dat waren meestal mensen uit Noord-Afrika met een donkere huidskleur. Daardoor was een donkere huidskleur in feite een aanduiding geworden voor heidendom. Zo zagen blanke Spaanse en Portugese christenen donkere mensen. Dat was zozeer het geval dat zelfs wanneer een moslim (of een jood) zich tot het christendom bekeerde, blanke Iberische christenen hen bleven beschouwen als sociale en geestelijke minderen die geneigd waren tot ketterij.
Dit gegeven maakt het begrijpelijk dat niet-blanke bekeerlingen gedurende verschillende eeuwen in belangrijke mate op een speciale manier als verdachten golden voor de beruchte Spaanse inquisitie. En er loopt ook zomaar een lijn die verklaart dat voor Iberische christenen de zogenaamde zuiverheid van bloed (limpieza de sangre) gezien werd als een teken van christelijke orthodoxie.
Geïmporteerd racisme
De kolonisten van het Iberisch schiereiland brachten dit racistische perspectief mee naar Latijns-Amerika, waar het – net als een virus dat doet – muteerde in een complexe hiërarchie van de verschillende rassen. Die zag er als volgt uit: bovenaan stonden de blanke Europeanen die nog geboren waren in Spanje of Portugal. Zij werden peninsulares (schiereilanders) genoemd vanwege hun afkomst van het Iberisch schiereiland. Deze peninsulares beschouwden zichzelf als moreel, intellectueel en religieus superieur aan alle anderen. De tweede laag bestond uit creolen: dat waren mensen van Europese afkomst, maar geboren in de nieuwe wereld. Zij hadden weliswaar zuiver bloed maar stonden toch een trede lager dan de peninsulares. Op de volgende trede, weer lager op de sociale ladder, stonden de mestiezen: mensen van gemengd Europees en Indiaans bloed. Nog weer een trede lager stonden de oorspronkelijk inheemse Latijns-Amerikaanse mensen, en ook de mulatten: mensen van gemengd Europees en Afrikaans bloed. Op de onderste trede stonden de mensen uit Afrika, de slaven.
Kerkelijke ongelijkheid
Deze sociale ongelijkheid werkte door in de kerk. De verschillende bevolkingsgroepen beleefden het christendom op een heel eigen manier. Voor peninsulares en creolen was het Latijns-Amerikaanse christendom een afgeleide variant van het rooms-katholicisme uit het Europese vaderland. Maar wat daar in Europa gebeurde, gebeurde ook in de nieuwe wereld: heel wat leden van de priesterschap en van de verschillende religieuze ordes waren meer geïnteresseerd in hun eigen comfort en macht dan in het dienen van anderen. Je kwam dezelfde mengelmoes van heiligheid, gierigheid, opoffering en rijkdom tegen die ook in Europa te vinden was.
De ervaring van de niet-blanke, niet-Spaanssprekende bevolking was heel anders. Kerkleiders beschouwden inheemse mensen, mestiezen, mulatten en Afrikaanse slaven nogal eens als mindere mensen. Ze behandelden hen als eeuwige kinderen die niet in staat waren tot diep nadenken of spiritueel inzicht. Tijdens de mis stonden leden van de lagere bevolkingsgroepen in de coulissen, achter in het kerkgebouw, of op de binnenplaats, terwijl de Europeanen op de beste plekken in het heiligdom zaten. In het begin mochten mestiezen en mulatten, Afrikanen en leden van de inheemse bevolking niet toetreden tot religieuze ordes. Later werden zij toegewezen aan speciale missies of kloosters die bestemd waren voor mensen met hun huidskleur en sociale status. Gedurende de hele koloniale periode was het mulatten en Afrikanen verboden om priester te worden. Ze werden gezien als domme mensen en ze werden dom gehouden.
Vermenging
Daarbij kwam nog wat. Als het geloof werd uitgelegd aan de lagere sociale klassen gebeurde dat vaak door vergelijking met plaatselijke, voorchristelijke religieuze overtuigingen en praktijken. In 1558 stelde paus Paulus IV voor om de heilige dagen van de indianen, waarop ze de zon en hun andere afgoden vereerden, toe te schrijven aan de heilige dagen van de kerk, ter ere van Christus, de ware zon, en van zijn heiligste moeder en van de andere heiligen. En heilige plaatsen waar traditionele religieuze rituelen plaatsvonden werden uitgekozen als plaatsen waar kerkgebouwen moesten komen. Zo probeerde men iets van continuïteit in de religieuze geschiedenis van de regio te behouden.
Het gevolg was echter dat inheemse volken en Afrikaanse slaven nogal eens hun eigen niet-christelijke religieuze praktijken combineerden met christelijke elementen en nieuwe ideeën en rituelen vormden die hen hielpen om te gaan met de desoriënterende ervaring van verovering, kolonisatie en slavernij.
De volgende keer gaan we kijken naar verschillende effecten van dit alles.
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen