In de eerste artikelen werd duidelijk dat de sociale ontwikkelingen in Latijns-Amerika in grote mate bepalend zijn geweest in de ontstaansgeschiedenis van de kerk in dat werelddeel. In dit artikel zoomen we nog wat verder in op die ontstaansgeschiedenis, waarbij duidelijk wordt dat ook de politiek een duidelijk woordje meegesproken blijkt te hebben.
De specifieke aanpak waarmee de Rooms-Katholieke Kerk in Latijns-Amerika het geloof uitlegde, zorgde ervoor dat er een heel eigen geloofspraktijk en geloofsbeleving ontstond.
Populair geloof
Deze nieuwe praktijk en beleving ontstond, zagen we, doordat op voorstel van paus Paulus IV een duidelijke verbinding werd gelegd met de bestaande voorchristelijke religieuze overtuigingen en praktijken. De gedachte was dat dit zou helpen om voor de bevolking de overgang naar het nieuwe christelijke geloof vloeiend te laten verlopen.
Dat werkte echter niet helemaal. De inheemse bevolking en de uit Afrika aangevoerde slaven combineerden hun eigen niet-christelijke religieuze praktijken met het nieuwe christelijke geloof. Daardoor ontstonden heel wat nieuwe rituelen met daarin duidelijk traditionele Latijns-Amerikaanse en Afrikaanse invloeden. De vermenging van de officiële rooms-katholieke theologie met de al eeuwen bestaande overtuigingen en praktijken van de traditionele en Afrikaanse religies werd een karakteristiek onderdeel van het populaire katholicisme, oftewel het volksgeloof (populair komt immers van populus: het volk).
Sandwichgeloof
Het christendom van Latijns-Amerika werd zo in feite door het volk zelf gecreëerd, en dit volksgeloof ontwikkelde zich vooral sterk in zogenaamde confradias: broederschappen waarin gelovigen samenkomen om speciale werken van christelijke naastenliefde uit te voeren of een speciale manier van geloven te praktiseren.
Deze confradias zijn van groot belang in het geloofsleven en de geloofspraktijk van grote delen van de Latijns-Amerikaanse christenheid. Ze worden niet door geestelijken (een priester of een pastoor) maar door leken geleid, en ze vormen het centrum van het christelijk geloof. Deelname aan de rituelen van de confradias voelt vaak religieuzer dan deelname aan de formele rituelen en sacramenten van de kerk.
De manier waarop in de confradias vorm wordt gegeven aan het geloof verschilt sterk. Er zijn bewegingen waar duidelijk sprake is van syncretisme, omdat het christendom sterk wordt vermengd met niet-christelijke overtuigingen en praktijken. Zo ontstaat een vorm van geloof die wel is aangeduid als ‘sandwichgeloof’: de hoofdmoot bestaat uit een heidense vulling met daaromheen, aan de buitenkant, een dun laagje christendom.
Onafhankelijkheid
Nog en andere ontwikkeling is van invloed geweest op de vorming van de christenheid in Latijns-Amerika. Aanvankelijk was een van de motieven van Spanje en Portugal om Latijns-Amerika te koloniseren het brengen van het geloof. Door de eeuwen heen veranderde die motivatie echter en werd het ‘bezitten’ van Latijns-Amerika meer economisch van aard. Het ging meer en meer om de vraag wat er aan rijkdom te halen was om er in Spanje en Portugal van te genieten. En er werd heel wat weggehaald. Het is dan ook begrijpelijk dat een van de meest uitgesproken vrijheidsstrijders, Simón Bolívar, vaststelde dat de exploitatie (het leeghalen) van de regio door de Europeanen een haat wakker heeft wakker geroepen die groter is dan de oceaan die tussen de beide continenten ligt.
Toen dan ook de monarchieën van Spanje en Portugal ten val kwamen doordat Napoleon in 1807 het Iberisch schiereiland veroverde, leek de tijd voor Latijns-Amerika rijp voor onafhankelijkheid. Binnen twee decennia was heel het continent onafhankelijk. De meeste leiders van de nieuwe staten streefden echter alleen naar onafhankelijkheid van Europa en niet naar het bevorderen van meer gelijkheid in hun landen. Zij wilden op dezelfde wijze als de koningen en koninginnen van het Iberisch schiereiland ‘hun’ landen blijven besturen. Daarbij wilden ze ook de religieuze status quo handhaven: het oude patronato-systeem (zie het eerste artikel) moest aangepast worden aan de nieuwe multinationale structuur van de regio.
Katholieke tegenstand
De Rooms-Katholieke Kerk was echter niet bereid om met de revolutionaire leiders in gesprek te gaan. De kerk negeerde de nieuwe situatie, in de hoop dat de onafhankelijkheidsbeweging zou mislukken. Heel wat bisschoppen ontvluchtten de regio en de paus weigerde aanvankelijk vervangers aan te stellen. Het resultaat hiervan was dat de kerk in een sukkelend bestaan terechtkwam. Gelovigen leefden en stierven zonder toegang tot de sacramenten. De pastorale zorg stagneerde en er ontstond een crisissituatie, waardoor de kerk genoodzaakt werd zich aan te passen aan de nieuwe situatie. In 1835 zette paus Gregorius XVI het antirevolutionaire beleid van zijn voorgangers opzij en begon een dialoog met de politieke leiders van de regio. De paus hoopte de religieuze orde op het continent te herstellen en hij wilde ook een zekere mate van pauselijk gezag over de kerken terugwinnen. In ruil voor erkenning van het pauselijk gezag bood de paus de nieuwe heersers van Latijns-Amerika religieuze legitimiteit aan en een belofte om leken aan te moedigen de autoriteiten te gehoorzamen die God over hen had geplaatst.
Defensieve houding
Afhankelijk van de vraag waar de politieke macht lag, wisselde de positie van de kerk in Latijns-Amerika. Waar (rechtse) conservatieve regeringen aan de macht waren, werd de kerk bevoordeeld, en wanneer meer (linkse) democratisch liberalen het voor het zeggen hadden, werden aan de kerk beperkingen opgelegd. Hierdoor ontwikkelde de katholieke kerk een defensieve houding om de macht en onafhankelijkheid van de institutionele kerk te beschermen tegen elke inmenging van de staat. De kerk concentreerde zich op haar eigen institutionele behoeften en leken werden aangemoedigd om te betalen, te bidden en te gehoorzamen. Toen de negentiende eeuw ten einde liep, begon de houding echter te veranderen. De encycliek Rerum Novarum (1891) van paus Leo XIII bracht de Rooms-Katholieke Kerk tot een meer constructievere betrokkenheid bij de samenleving. De paus riep leken en kerkleiders op om actief betrokken te raken bij het openbare leven en in te spelen op de vele sociale behoeften die het leven tekenden.
De volgende keer kijken we naar de verdere ontwikkelingen.
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen