Van het leven van Gregorius van Nazianze weten we veel, omdat hij een biografie van zijn eigen leven schreef. Het leven van iedere kerkvader verloopt op een unieke manier. Toch weten we heel vaak niet waarom kerkvaders bepaalde beslissingen namen. En als we het wel weten is het vaak onbekend hoe ze zich daaronder voelden of hoe ze daaronder gestemd waren.
Bij Gregorius van Nazianze weten we dat wel. Hij schreef een uitvoerig verslag van zijn eigen leven. Dit had echter ook een diepere laag. Hij wilde zich daarin namelijk verantwoorden over de beslissingen die hij in zijn leven genomen had en ook uitleggen waarom hij bepaalde taken wel op zich genomen had en andere weer niet. Voor velen in zijn tijd zal dit misschien niet duidelijk zijn geweest. Maar Gregorius wilde in zijn autobiografie uitleggen dat hij nooit lichtvaardig te werk is gegaan en steeds het Koninkrijk van God voor ogen hield, ook in alle beslissingen die hij nam.
Veelbewogen
Het leven van Gregorius was veelbewogen. Ook heeft hij veel van de toenmalige wereld gezien. Zijn wieg stond op een landgoed van welgestelde grootgrondbezitters met de naam Kerbala. De exacte geboortedatum weten we niet, maar deze ligt tussen 326 en 330. Het landgoed lag midden in Cappadocië in de buurt van de plaats Arianzus.
Gregorius’ vader was aanvankelijk geen christen, maar onder invloed van zijn vrouw Nonna werd hij dit wel, niet zo heel lang nadat ze met elkaar getrouwd waren, in 329. Op vijftigjarige leeftijd werd hij tot bisschop van Nazianze gekozen.
Gregorius senior en zijn vrouw Nonna schijnen een aantal jaren kinderloos gebleven te zijn, maar uiteindelijk kregen ze toch drie kinderen: een dochter, Gorgonia, een zoon, Gregorius junior, de latere kerkvader, en ten slotte nog een zoon, Caesarius, die later een hoge positie aan het hof zou krijgen. In de begrafenisrede van zijn jongere broer, vele jaren later, vermeldt Gregorius dat keizer Julianus Apostata verwoede pogingen deed om Gregorius van zijn geloof af te krijgen, naar dat deze pogingen jammerlijk mislukten. Caesarius klom op tot hoofd van de financiën van de provincie Bithynië in 368, het jaar waarin een zware aardbeving plaatsvond. Niet lang daarna stierf hij, jong, net even in de dertig.
Voor Gregorius was het overlijden van zijn broer een enorme schok. In een gedicht ‘over zijn beproevingen’ lezen we: ‘Ik ben dood voor de wereld en de wereld is dood voor mij. Ik ben een dode die ademt, maar mijn kracht is die van een dromer, mijn leven is nu elders.’
Levensbedreigende situatie
In 346 werden Gregorius en zijn broer door hun ouders naar Caesarea in Cappadocië gestuurd voor een opleiding tot retor (leraar in de welsprekendheid). Vervolgens leidde hun weg naar Caesarea in Palestina, waar ze een gedegen opleiding kregen in de filosofie en de letteren. Deze integreerden ze later in hun christelijk geloof. Hier leerden ze ook de werken van Origenes kennen. In 348 gingen de beide broers naar Alexandrië, het intellectuele hart van de Griekse wereld, voor literaire en wetenschappelijke studies. Gregorius kwam toen erg onder de indruk van Athanasius, die net terug was van zijn tweede ballingschap. Hij beschouwde hem als een groot voorbeeld. Vanuit Alexandrië ging hij vervolgens per schip naar Athene.
Die reis werd zeer bepalend voor zijn leven, want hij kwam in een levensbedreigende situatie terecht en leed bijna schipbreuk. In zijn nood bad hij tot Christus en beloofde hij zijn leven aan Hem te wijden: ‘Ik zie af van alles wat hier beneden is en keer mij helemaal naar U toe, [o Christus], mijn Leven, mijn Adem, mijn Licht, mijn Kracht en mijn Heil, van wie alles voortkomt, door Wie en naar Wie mijn blik zich richt, U die schrik aanjaagt, die slaat, die glimlacht, die geneest, die altijd het goede met het kwade verbindt.’
Hij beloofde voor Christus te willen leven als hij gered werd. En dit gebeurde, hij kwam behouden in Athene aan. Hij liet zich enige tijd daarna dopen en wijdde verder heel zijn leven in dienst van de kerk, zoals zijn moeder het aan God had beloofd, nog voor zijn geboorte.
Vriend voor het leven
Eenmaal in Athene ontmoette hij Basilius, die een vriend voor het leven zou worden, al werd die vriendschap op een later moment in zijn leven even op de proef gesteld door de kwestie Sasima, waar Gregorius onder druk van Basilius werd benoemd in een zeer kleine gemeente. In Athene waren Basilius en Gregorius echter een in Christus.
Hij schrijft dat hij met Basilius ‘woord en dak en geestelijke arbeid’ deelde. ‘Een tweespan waren we, welbekend in Hellas. We hadden alles gemeen en waren een eenheid. Wat ons echter meer dan al het andere verenigde, was God en het verlangen naar het hogere.’
Op een andere plaats schrijft hij: ‘Een heel belangrijke zaak voor ons beiden was de deugd en te leven voor de hoop om - voor onze eigenlijk dood - ‘elders’ te komen, als we ons hadden teruggetrokken uit deze wereld. Met deze visie hierop werden heel ons leven en al onze daden gericht, onder leiding van de geboden, door op elkaar de wapens van de deugd te slijpen.’
Deze instelling van Gregorius zorgde ervoor dat de soms met elkaar botsende en soms ook vruchtbare contacten tussen de christelijke leer en de hem omringende klassieke praktijk en cultuur niet verbroken werden. Het was, in deze uitdagende vorm, een voortdurende uitdaging voor de twee vrienden. In feite ook een zoektocht naar een christelijk antwoord op de cultuur waarin ze zich bevonden.
Geloofsverdieping
In 356 keerden Gregorius en Basilius, na tien jaar weggeweest te zijn, terug in de hun bekende omgeving. Via Constantinopel, waar Gregorius zijn broer Caesarius ontmoette, keerde hij samen met hem terug naar huis, op verzoek van hun moeder die stervende was. Hij zegt over deze tijd: ‘Mijn ziel ging een andere vorm van vroomheid aan (namelijk de studie van de Heilige Schrift). Het zegel dat me kenmerkte (= de doop) was bewaard door de tekenen van goedkeuring van Christus, die zichtbaar was in de verhouding met Zijn dienaar: ik legde mij toe op de zuiverheid die Hem dierbaar is…’
Samenvattend kunnen we zeggen dat er geloofsverdieping in zijn leven plaatsvond, ook bezinning op de zin van ons bestaan. In deze tijd nam ook de ascese een belangrijke plaats in zijn leven in. Niet alleen zijn moeder overleed, ook zijn broer en zus. Voor hen beiden schreef hij een begrafenisrede, waarin zijn bewogenheid en diepe geloofsbeleving helder doorklinkt. Op aandrang van zijn vader werd hij bisschop en heeft hij in de strijd tegen het arianisme een uiterst belangrijke rol gespeeld. Tijdens concilies verdedigde hij de triniteit tegen allerlei wind van leer.
M.A. van Willigen, Apeldoorn
Prof. dr. M.A. van Willigen is hoogleraar bijbeluitleg vroege kerk aan de Theologische Universiteit Apeldoorn