Dr. Maarten Klaassen bespreekt in zijn boek Gods goede orde allerlei zaken over gender, huwelijk, seksualiteit en gezin, en doet dat in het licht van de schepping. In het vorige artikel hierover zijn al enkele zaken genoemd. Hier en daar roept zijn boek tegenspraak op.
Zo geeft Klaassen aan dat de vrouw meer schuld heeft aan de zondeval dan de man: juist zij heeft van de boom gegeten. Achter het woord ‘vrouw’ plaatst hij een uitroepteken. Hij onderstreept dit nog eens door te stellen dat zij eigenmachtig handelde.
Klaassen geeft als verklaring dat de slang via haar Gods goede orde wilde omkeren. Adam had de leiding, maar de slang maakt de vrouw tot leidinggevende. Dit is een gedachte die gedurende de gehele geschiedenis steeds weer opdook: de vrouw als invalspoort voor het kwaad. Dergelijke gedachten zijn steeds gebruikt om aan te geven dat qua gezag de vrouw een lagere positie bekleedt dan de man. Deze gedachten doen echter geen recht aan het gegeven dat ‘de eerste mens’ als vertegenwoordiger van heel de mensheid heeft gezondigd.
Verder is over het hoofd-zijn van de man en over de onderlinge verhouding tussen man en vrouw volgens de Schrift veel meer te zeggen dan dit boek doet. De zaken liggen toch echt iets ingewikkelder.
Seksualiteit
Een ander onderwerp is de seksuele omgang tussen man en vrouw in hun huwelijk. Deze moet volgens Klaassen in beginsel openstaan voor zwangerschap. Gehuwden zouden niet mogen ingrijpen in de natuur. Als echter in een bepaalde periode een zwangerschap niet verstandig zou zijn, raadt Klaassen aan gezinsvorming te sturen door rekening te houden met ‘de cyclus van de vrouw’. Hij vindt – anders dan de NPV en wijlen dr. J. Douma – dat deze wijze van gezinsvorming wezenlijk verschilt van het gebruik van de pil en andere anticonceptiva, die ingrijpen in de natuur. De vraag is echter of God werkelijk middelen – die in afhankelijkheid van Hem worden gebruikt – afwijst waardoor de natuur enigszins kan worden gestuurd.
Klaassen wijst erop dat het gebruik van anticonceptiemiddelen een drempel heeft weggehaald waardoor de seksuele revolutie ongehinderd kon doorwerken. Hij gaat echter wel heel ver als hij stelt dat het gebruik van deze middelen ten dele een capituleren is voor de geest van deze revolutie en getuigt van een mentaliteit die tegen het leven ingaat: dit gebruik zou niets anders zijn dan onderdrukking van gezonde menselijke vruchtbaarheid. De betekenis van de huwelijkse omgang wordt dan ondermijnd, zo spreekt hij de pauselijke encycliek Humanae Vitae (1968) na.
Gender
Zonder meer is het denken over de verhouding tussen man- of vrouw-zijn in onze moderne westerse cultuur ernstig verstoord. Velen verdedigen vandaag zelfs de gedachte dat gender (het sociaal-culturele verschil tussen man en vrouw) losstaat van het biologische geslacht: iemand die uiterlijk en biologisch gezien een vrouw is, zou zichzelf toch als man kunnen beschouwen. Zij zien het onderscheid tussen de beide seksen als een menselijke constructie. Klaassen waarschuwt tegen deze ‘genderrevolutie’, waarin de ‘geest’ (de beleving van de identiteit) heerst over het lichaam. Daartegenover houdt hij eraan vast dat biologische kenmerken normatief zijn voor de vormgeving van de eigen identiteit: transitie (geslachtsverandering) staat op gespannen voet met deze norm. Klaassen gebruikt daarbij sterke woorden en laat weinig ruimte voor uitzonderingen. Tegelijkertijd merkt hij op dat degenen die spanning, verwarring en dysforie ervaren rondom hun gender compassie en hulp verdienen.
Gezin
Klaassen onderstreept dat het huwelijk tussen man en vrouw de basis vormt van het gezin. Gehuwden mogen openstaan voor het ontvangen van kinderen. Zij die geloven zullen dat ook doen, bijzondere omstandigheden daargelaten.
In een hoofdstuk over onvruchtbaarheid en de behandeling daarvan waarschuwt Klaassen tegen een verzakelijking en vertechnisering van het ontvangen van kinderen via bijvoorbeeld IVF (reageerbuisbevruchting). Het hoofdbezwaar van Klaasen is dat bij deze methode voortplanting en seksualiteit op een onnatuurlijke wijze van elkaar worden losgemaakt, terwijl God beide aan elkaar heeft verbonden. Een dergelijke vertechnisering is een uiting van de gedachte dat we als mensen de regie over ons eigen bestaan hebben. Het is een teken van onze maakbaarheidscultuur. Al die technieken brengen weer nieuwe problemen met zich mee. Bovendien ontstaat dan gemakkelijk de gedachte dat het ontvangen van kinderen een recht is. Gelovigen zullen ontvankelijk zijn voor het signaal dat God geeft als er een weg zonder de kinderzegen voor hen ligt.
Klaassen spreekt over de thema’s in zijn boek in het licht van de schepping. Dat is een mooi gezichtspunt. Tegelijkertijd mag niet worden vergeten dat de besproken onderwerpen ook in het licht staan van komst van het koninkrijk van God in heerlijkheid. Dit koninkrijk werpt een eigen licht op bijvoorbeeld de verhouding tussen man en vrouw. Verrassend is het dan ook dat Klaassen – bij zijn onderstreping van de scheppingsordeningen – op een gegeven moment schrijft dat de verhouding tussen Christus en zijn kerk ‘normerend is voor een christelijke visie op seksualiteit’.
Klaassen heeft een boek geschreven met veel waardevolle elementen. Er komt veel aan de orde. Naast de bovengenoemde thema’s bevat het boek ook een hoofdstuk over homoseksualiteit. Vermeldenswaard is ook een uitspraak van ds. H. Jonkman in het Kerkblad voor het Noorden wordt aangehaald. Mooi om te zien dat Klaassen bekend is met ons kerkblad. Of zou het zo zijn dat hij dit citaat heeft ontleend aan mijn boek Waarom trouwen? waarin diezelfde passage wordt genoemd?
Gods goede orde geeft veel om over na te denken. Het is een waarschuwend boek en een appel om goed naar het Woord van God te luisteren. Hoewel het hier en daar tegenspraak oproept, is het een waardevolle bijdrage aan de bezinning op de ordeningen die onze goede God in zijn schepping heeft gelegd.
D.J. Steensma, Feanwâlden
N.a.v. M. Klaassen, Gods goede orde. Lichaam, gender, huwelijk, seksualiteit en gezin in het licht van de schepping. De banier: Apeldoorn, 2024, 372 p., € 22,95, ISBN 978 94 0291 001 8.