In het vorige artikel hebben we gezien waar onze voorstellingen van de hel vandaan komen. In dit artikel willen we gaan kijken wat de Bijbel zegt over de hel.

 

In het Oude Testament lezen we niet zo veel over het hiernamaals. Gods beloften zijn nogal aards gericht, en sterven is de gang van iedereen (Gen. 3:19; 1 Kon. 2:1-2; Ps. 104:29; Pred. 3:19). God belooft vooral een lang leven (Gen. 15:15) in een beloofd land. Niet alleen Abraham wordt land beloofd (Gen. 15:7; 17:8), maar ook Jakob (28:13).

Ook in het boek Job lijkt een hiernamaals niet in zicht. Het boek eindigt met te zeggen dat Job stierf ‘oud en verzadigd van het leven’ (Job 42:17). Slechts een enkele uitverkoren sterveling werd in de hemel bij God opgenomen, zoals Henoch en Elia. Pas in de jongste delen van het Oude Testament breekt het besef van een hiernamaals door (Jes. 65, Dan. 12:2).

 

Sjéool

Er is in het Oude Testament maar één term voor de onderwereld, daar waar alle doden heengaan: sjéool. We kunnen dit het beste met ‘dodenrijk’ vertalen. De Statenvertaling vertaalt dit het vaakst met ons woord ‘hel’. Laten we eens een paar Nederlandse vertalingen van Psalm 16:10 vergelijken, waarbij de vertaling van sjéool cursief is gedrukt:

- U levert mij niet over aan het dodenrijk en laat uw trouwe dienaar het graf niet zien (NBV21);

- want Gij geeft mijn ziel niet prijs aan het dodenrijk, noch laat Gij uw gunstgenoot de groeve zien (NBG51);

- Want Gij zult mijn ziel in de hel niet verlaten; Gij zult niet toelaten, dat Uw Heilige de verderving zie (SV 1637);

- Want U zult mijn ziel in het graf niet verlaten, U laat niet toe dat Uw Heilige ontbinding ziet (HSV 2010).

In het Oude Testament is sjéool nooit wat wij onder hel verstaan. Als iemand sterft, horen we termen als: ‘bij de vaderen vergaderd’, ‘in het graf of de vertering’, ‘in de aarde, naar onder’, naar ‘de onderwereld’ of ‘het dodenrijk’. In het wereldbeeld van toen is dit ook letterlijk onder de aarde. Dit dodenrijk is een soort schimmenbestaan. Denk aan Saul te Endor: ‘Ik zie een bovennatuurlijk wezen uit de aarde opkomen’ (1 Sam. 28).

 

Dodenrijk en gehènna

De algemene term voor het dodenrijk in het Nieuwe Testament is hades. Het lijkt erop dat men toen ook dacht aan afdelingen in het dodenrijk: het ‘paradijs’ als een soort wachtkamer voor gelovigen. We horen het Jezus zeggen tegen de moordenaar aan het kruis.

Daarnaast horen we over de tartarus als strafplaats voorafgaande aan het laatste oordeel. Dit zijn waarschijnlijk ook de plekken waar Lazarus respectievelijk de rijke man verblijven: in de schoot van Abraham, respectievelijk in de pijn, in de vlam (Luk. 16:19-31).

Er is echter nog een term in het Nieuwe Testament. Die is het belangrijkste voor ons onderwerp. Dat is het woord géhènna. Dit woord komt twaalf keer voor in het Nieuwe Testament. De NBG vertaalt alleen dit woord met ‘hel’. De NBV laat dit woord onvertaald. Dit is de plek van het uiteindelijke oordeel. Dit is de hel waar wij het over hebben.

Het is interessant te zien hoe vaak het woord ‘hel’ in de verschillende Nederlandse vertalingen voorkomt. In de Statenvertaling (1637) komt het 45 keer voor, in de Herziene Statenvertaling (2010) 24 keer; in de NBG (1951) 12 keer; in de NBV (2021) 0 keer (wel géhènna 12 keer).

Kortom: alle mensen die sterven gaan naar het dodenrijk (sjéool OT; hades NT). Alleen het woord géhènna (NT) duidt de vreselijke plek aan waar de ongelovigen aan het eind der tijden heengaan. Maar wat is dan die géhènna?

 

Lijkendal

De term géhènna komt uit Oude Testament. ‘Ge’ betekent dal en ‘henna’ komt van ‘Hinnom’ en dat is een naam. Dus géhènna betekent ‘dal van Hinnom’. In tijd van Jezus stelde men zich de hel aan het eind der tijden voor als een soort ‘dal van Hinnom’.

Maar wat gebeurde daar dan in de tijd van het Oude Testament? In dat dal ten zuiden van Jeruzalem, vlakbij het Kidrondal, werden kinderen geofferd in het vuur aan de afgod Moloch. Ook Achaz deed daar aan mee: ‘Ook ontstak hij offers in het Hinnomdal en verbrandde hij zijn zonen als offer volgens het gruwelijke gebruik van de volken die de HEER voor de Israëlieten had verdreven.’ (2 Kron. 28:3).

Jeremia noemt dit dal ‘moorddal’, ’begraafplaats’ en ‘lijkendal’ (Jer. 7:32; 19:6; 31:40). Dit dal was namelijk ook een stort- en verbrandingsplaats voor lijken van misdadigers en goddelozen. Verder verbrandde Josia er afgodsbeelden en asjéra-palen. En zo werd dat dal in Israël na Josia de vuilverbrandingsplek voor alles wat tegen God ingaat. Zoals de VAM (VuilAfvoerMaatschappij) in Drenthe.

Kortom: de ‘hel’ stelde men zich voor als plek waar alle kwaad en alles wat tegen God ingaat wordt vernietigd. In het Nieuwe Testament wordt deze voorstelling verder uitgebreid, met beelden als  ‘wormen die niet sterven’, ‘vuur dat niet wordt uitgeblust’, ‘buitenste duisternis’, ‘geween en tandengeknars’.

           

Nedergedaald ter helle

In de Apostolische geloofsbelijdenis lezen we dat van Jezus Christus, onze Heer, beleden wordt dat Hij ‘is gekruisigd, gestorven en begraven’, maar ook dat Hij is ‘nedergedaald ter helle’. Hoe moeten we dat verstaan? Is Hij neergedaald in de hel of in het dodenrijk?

Het Apostolicum is geschreven in het Latijn. Daar staat dat Hij is neergedaald ad inferos (naar degenen die zich beneden bevinden) of in varianten ad inferna (naar plaatsen die beneden zijn). Het is meer dan begraven worden, anders zou er twee keer hetzelfde staan. Bedoeld is dus de onderwereld, het dodenrijk. Het wil zeggen dat Jezus de weg ging die alle mensen gaan. Pas sinds Dante ging inferno ook ‘vuur’ betekenen. Dus beter is het om te zeggen: ‘neergedaald in het rijk van de dood’.

Ook het Nederlandse woord ‘hel’ betekent oorspronkelijk dodenrijk. Het komt van het Oudnoors. Hel, de dochter van de god Loki, is de naam van de godin van dat dodenrijk. Daarbij werd het ook de naam van de  plaats waar zij die macht heeft. Net als in het Grieks: Hades is zowel de god van de onderwereld, als ook naam van de onderwereld zelf. Het woord ‘hel’ betekent dus oorspronkelijk ‘onderwereld’ of ‘verborgen wereld’. Het is verwant aan het woord ‘helen’, dat is het verbergen (van gestolen goed). Ook het woord ‘kelder’ (verborgen/onder-kamer) komt daar vandaan.

De belangrijkste vraag bewaren we voor het laatste. Is de hel eeuwig? Daarover de volgende keer in het laatste artikel van deze serie.


Bert van Veluw, IJsselmuiden

 

Dr. A.H. van Veluw is godsdienstfilosoof, theoloog, publicist en emeritus predikant (PKN).


Commentaar

  • Opgaan, blinken en verzinken 2024-12-20 15:38:18

    Het is december 2024 en er ligt al heel wat geschiedenis achter ons. Zo’n tweeduizend jaar sinds...

  • Dochters van Pakistan 2024-12-06 18:48:02

    Sinds kort woont onze jongste zoon met zijn vrouw en drie kinderen weer op Urk. Acht jaar lang...

  • Redenen tot dankbaarheid 2024-11-23 09:35:54

    Op het moment dat ik dit commentaar schrijf, is het dankdag voor gewas en arbeid. De Bijbel op...

  • Skincare routine 2024-11-09 16:44:34

    Vandaag de dag zijn er heel wat filmpjes op Youtube te bekijken die gaan over het verzorgen van je...