‘Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven’ (Jes. 7:14). Met de geboorte van Jezus uit Maria, een meisje nog, is deze profetie van Jesaja werkelijkheid geworden.
Onmiskenbaar verwijst de maagdelijke geboorte naar het eeuwig Zoon-van-God-zijn van Christus. God heeft Hem niet op een bepaald moment aangenomen tot zijn Zoon zoals sommigen in de eerste eeuwen van onze jaartelling dachten. Zij meenden dat God op een bepaald moment Jezus heeft geadopteerd: het adoptionisme. Maar de kerk heeft daarvan niet willen weten.
Mensengedaante
Christus is altijd de Zoon van God geweest. Hij was er reeds voordat de tijd werd geschapen. De apostel Johannes verklaart in zijn evangelie dat het Woord in het begin bij God was: een verwijzing naar Christus. Zo staat dan ook in de Bijbel in Gewone Taal: In het begin was Gods Zoon er al (Joh. 1:1-3).
We kunnen ook denken aan het lied dat Paulus aanhaalt in zijn brief aan de Filippenzen: Christus was in de gestalte van God, maar Hij heeft het aan-God-gelijk-zijn niet voor zichzelf gehouden. Hij heeft daarvan juist afstand gedaan en de gestalte van een ‘slaaf’ aangenomen. Zo is Hij aan de mensen gelijk geworden. In deze mensengedaante heeft Hij zich vernederd. Hij is gehoorzaam geworden tot de dood, zelfs tot de kruisdood, terwijl Hij tegelijkertijd Zoon van God bleef. Daarom heeft God de Vader Hem hoog verheven. Hij heeft Hem de naam gegeven die boven elke andere naam uitgaat, opdat in zijn naam elke knie zich zou buigen van wie in de hemel, op de aarde en 'onder de aarde' zijn en elke tong zou belijden dat Hij Kurios is (Fil. 2:6-10). Het zijn van Jezus gaat terug op het eeuwige zijn van God.
Oordeel
Tegelijkertijd heeft de kerk met deze belijdenis een streep gezet onder de echte menselijke natuur van Christus. De kerk heeft nadrukkelijk willen belijden dat Hij is geboren uit een vrouw. Zijn geboorte was een werkelijke geboorte.
Soms is wel eens gezegd dat Christus een schijnlichaam had. Hij zou slechts op een mens lijken. De leer die daarvan uitgaat is het zogenaamde docetisme. We komen dat vandaag nauwelijks nog tegen. De Schrift is daarover duidelijk. De Zoon van God is ‘geboren uit een vrouw en onder de wet’ (Gal. 4:4).
In onze tijd zeggen velen echter juist dat Jezus alleen maar mens was. Zij ontkennen dat Hij tegelijkertijd God was en is. Maar juist daaraan herinnert zijn maagdelijke geboorte ons. God heeft zich vernederd in het menselijke vlees: Hij bleef wie Hij was, maar werd wie Hij niet was.
. God heeft in zijn menswording dan ook niet het mens-zijn willen eren, 'zoals een aanzienlijke gast zijn intrek neemt in het beste hotel van de stad, aldus Oepke Noordmans. Nee, de menswording was een diepe vernedering, die nodig was voor onze redding. Daartoe moest de Zoon uit de hemel neerdalen. Daaraan herinnert het wonder van de maagdelijke geboorte.
Deze geboorte brengt ons mensen dan ook onder het oordeel. Dat oordeel raakt al ons streven naar zelfverlossing. Verlossing kon alleen maar door God zelf gegeven worden. Hij heeft hem neergelegd in de schoot van Maria.
Roeping
De maagdelijke geboorte leert ons eveneens dat Jezus geen erfzonde bij zich draagt. De Vader heeft zijn Zoon zonder deze erfelijke belasting in het aardse leven gezonden. Zijn zuivere staat is geen gevolg van een zekere heiligheid van Maria of dat ze nooit seksuele omgang zou hebben gehad. Zou je daarvan wel uitgaan, dan zou je er – net als de kerk van Rome – van moeten uitgaan dat Maria onbevlekt ontvangen is, namelijk dat ze geboren is met een ziel zonder erfzonde. Ze zou niet bevlekt zijn met erfzonde en zo in de schoot van haar eigen moeder zijn ontvangen. Rome heeft deze opvatting in het jaar 1854 verheven tot dogma.
De Schrift leert anders. Dat Jezus geen erfzonde bij zich draagt, ligt enkel en alleen in de wil van God. God wilde dat Hij zo geboren zou worden. Deze geboorte was maagdelijk: een bijzondere scheppingsdaad. Zoals God in het begin riep 'Licht' en er licht was, zo heeft Hij zijn Zoon geroepen in de moederschoot. Zoals het begin van Israël lag in de roeping van God, zo ligt het geheim van de maagdelijke geboorte in deze roeping. Daarbij schakelde God elke menselijke macht uit, waarvan de man het symbool is. Soeverein begon Hij zijn nieuwe schepping in de schoot van een maagd. Zoals God in het begin een bevel uitsprak en een zegen gaf, zo ligt de oorsprong van de maagdelijke geboorte in een goddelijk bevel en een goddelijke zegen.
Moeder
Na de geboorte van Jezus bleef Maria overigens geen maagd. Ze kreeg na Jezus verscheidene kinderen, verwekt door Jozef. Maar de traditionele rooms-katholieke leer heeft daarover een andere gedachte. Het huwelijk van Jozef en Maria zou een maagdelijk huwelijk zijn gebleven. Deze opvatting is echter niet in overeenstemming met de Schrift. We lezen daarin juist wel over broers van Jezus.
Waarom zou Maria trouwens maagd gebleven moeten zijn? In die gedachte van de blijvende maagdelijkheid van Maria komt een oud dualisme naar voren: het lichaam zou lager staan dan de geest. Seksuele omgang zou per definitie een zondig gebeuren zijn en hoogstens zijn toegestaan met het oog op het verwekken van nageslacht. Die gedachte is vreemd aan de Schrift.
Daarom hebben we geen behoefte aan een leer over Maria die haar als een soort middelares boven haar medemensen verheft. Het gaat uiteindelijk niet om haar, maar om Christus.
‘Aan de Koning uitverkoren,
uit een maagd voor ons geboren,
moet ons hele hart behoren
onze lof en eer en prijs’ (Liedboek 2013, 468)
D. J. Steensma, Feanwâlden