Stel je voor: er ligt een brief op je keukentafel. Hij ziet er prachtig uit: zwaar papier, krullende letter, officieel zegel. ‘Het heeft Zijne Majesteit de Koning behaagd...’ Je begint te stralen. Tot je partner je bruut uit de waan haalt: ‘Kun jij die brief op tafel even op de post doen? Hij is verkeerd bezorgd.’
Pas als je weet wie het beoogde lezerspubliek is, het zogenoemde ‘adres’, zul je een boodschap goed begrijpen. Dat klinkt misschien als een open deur. Toch wordt deze leesregel in de kerkelijke praktijk helaas nog regelmatig veronachtzaamd. Dit kan grote gevolgen hebben, in het bijzonder wanneer het gaat om het adres van de boodschap bij uitstek: het evangelie.
In dit nummer van het Kerkblad voor het Noorden staat ook een artikel over de woorden ‘om ons mensen en ons behoud’, afkomstig uit de geloofsbelijdenis van Nicea. In het licht van de zojuist geformuleerde leesregel, stellen historici en theologen zich de vraag: wie zouden de schrijvers van dit belijdenisgeschrift hebben bedoeld met die ‘ons’? In deze korte reflectie, die samenvattend teruggrijpt op het dit jaar verschenen boek De hemel te rijk, ga ik verder terug in de tijd: aan wie zou Jezus zelf hebben gedacht, als we de evangelist Lucas moeten geloven? Voor wie was Jezus’ boodschap van vrede en heil bedoeld?
Ouverture
Als de grootse ouverture van een opera zet de lofzang van Maria in Lucas 1 de toon voor Lucas’ verdere evangelievertelling. Dit zogenoemde Magnificat bezingt de nieuwe werkelijkheid, die zich in de geboorte van Jezus aankondigt: ‘Heersers stoot God van hun troon en wie gering is geeft Hij aanzien. Wie honger heeft overlaadt Hij met gaven, maar rijken stuurt Hij weg met lege handen’ (vs. 52-53 NBV21). Voor wie is dit evangelie, dit goede nieuws?
Allereerst is het goed nieuws voor Maria zelf. God heeft immers oog gehad voor haar, ‘zijn minste dienares’: ‘Alle geslachten zullen mij voortaan gelukkig prijzen.’ (vs. 48)
Het is natuurlijk ook positief voor wat er nog over is van Israël. Met tal van Hebreeuwse zegswijzen en een liedvorm die sterk doet denken aan bekende oudtestamentische liederen zoals dat van Hanna (1 Sam. 2:1-10), zet Lucas Maria’s lofzang nadrukkelijk tegen de achtergrond van Israël en zijn geschiedenis als Gods verbondsvolk: ‘Hij trekt zich het lot aan van Israël, zijn dienaar, zoals Hij aan onze voorouders heeft beloofd: Hij herinnert zich zijn barmhartigheid jegens Abraham en zijn nageslacht, tot in eeuwigheid’ (vs. 54-55).
Maar hoe zit het dan met de concrete politieke en economische termen waarin Lucas over Israël spreekt? Met die ‘geringen’ (vs. 42) en ‘hongerigen’ (vs. 53)? Mogelijk maakt Lucas hier gebruik van een veelvoorkomende oudtestamentische verbinding tussen armoede, vroomheid en Israëls verkiezing, zoals die bijvoorbeeld in Psalm 37:16, Jesaja 29:17-24 of Sefanja 3:12-13 tot uitdrukking komt. Maria’s loflied verwijst dan naar het volk Israël zoals het in Maria’s tijd lijdt onder ‘heersers’ die ‘zich verheven wanen’ (vs. 51-52), zoals de Romeinen of Herodianen.
Verbreding
Enerzijds verankert Lucas de boodschap van het evangelie op deze manier duidelijk in Gods verhaal met Israël. Anderzijds verbreedt hij hier en later het perspectief naar alle mensen in de marge. De nieuwtestamenticus David Balch ontdekte bijvoorbeeld dat Lucas’ terminologie in het Magnificat opvallend veel overeenkomsten vertoont met de taal van de Romeinse historicus Dionysius wanneer deze eerder een conflict tussen patriciërs en plebejers (gewone burgers) beschrijft. In dat verband zijn de ‘heersers’, de ‘rijken’ die ‘zich verheven wanen’, de politieke machthebbers. Diegenen die ‘gering’ zijn en ‘honger’ hebben, zijn de mensen uit de onderdrukte onderklasse. Waar de Romeinse generaal Coriolanus weigerde om graan tegen een voor de plebejers betaalbare prijs te verkopen, bezingt Maria’s loflied een God die wel om de hongerigen geeft.
De rest van het evangelie van Lucas zet deze lofzang voort. Dit komt het meest treffend naar voren in Lucas’ weergave van Jezus’ zegenspreuken: ‘Gelukkig jullie die arm zijn, want voor jullie is het koninkrijk van God. Gelukkig jullie die nu honger hebben, want je zult verzadigd worden’ (6:20-21). En ook daar ontbreekt de dreigende keerzijde niet: ‘Maar wee jullie die rijk zijn, jullie hebben je deel al gehad. Wee jullie die nu verzadigd zijn, want je zult honger lijden’ (vs. 24-25). Later zetten Jezus’ gelijkenissen, zoals die van de rijke man en Lazarus (16:19-31), en zijn ontmoetingen met rijke Israëlieten hier een dikke streep onder: ‘Het is gemakkelijker voor een kameel om door het oog van een naald te gaan dan voor een rijke om het koninkrijk van God binnen te gaan’ (18:25).
Waarschuwing
‘Om ons mensen en ons behoud.’ Te midden van tal van verschillende stemmen in de Bijbel is Lucas kraakhelder: de geringen en hongerigen, de armen en andere mensen in de marge zijn het eerste adres van Jezus’ blijde boodschap. Sterker nog: de keerzijde van deze boodschap is een stevige waarschuwing aan het adres van rijken. Aan het adres van welvarende Nederlanders zoals ik.
Door de eeuwen heen hebben christenen zoals ik vaak manieren gevonden om zich, ook voor wat betreft het evangelie van Lucas, toch tot die gezegende ‘ons’ te kunnen rekenen. Met name sinds de bekering van de Romeinse keizer Constantijn - de keizer die het initiatief nam tot de geloofsbelijdenis van Nicea – bevond de kerk zich immers steeds nadrukkelijker aan de kant van de heersers en rijken. ‘Geringheid’ werd zoiets als ‘geestelijke nederigheid’, en armoede werd ‘geestelijke armoede’. In deze ontwikkeling wordt de stem van Lucas gesmoord en dringen zijn waarschuwingen nauwelijks meer door. En ondertussen vullen de Nederlandse kerkbanken zich vooral met gegoede burgers, terwijl de echte armen naar de randen van het straatbeeld zijn geduwd.
Om Jezus’ boodschap van vrede en heil, deze brief van onze Koning, opnieuw goed te verstaan, is het belangrijk om weer helder zicht te krijgen op het eerste adres. Het maakt immers uit of je het Magnificat zingt vanuit de diepe ellende van honger en armoede of vanuit een ruime tweeondereenkap met auto op de oprit.
Pieter Dirk Dekker, Schiedam
Pieter Dirk Dekker MA is theoloog en auteur van het boek De hemel te rijk. Een nieuwe kijk op uitverkiezing (2024)