De woorden boven dit artikel zijn ontleend aan de geloofsbelijdenis van Nicea-Constantinopel. Soms wordt deze tekst gebruikt als de gemeente in de middagdienst samen het geloof belijdt – dan valt het al snel op dat deze belijdenis erg lijkt op de veel bekendere apostolische geloofsbelijdenis, maar hier en daar net iets uitgebreider is.
De meeste ‘uitbreidingen’ ten opzichte van de ‘gewone’ twaalf artikelen zijn te vinden in het stukje dat gaat over onze Here: Jezus Christus – en dus ook die paar woordjes boven dit stuk. In de apostolische geloofsbelijdenis zegt de kerk over Hem: ‘En in Jezus Christus, zijn Eniggeboren Zoon, onze Here, die ontvangen is van de Heilige Geest, geboren uit de maagd Maria.’ In Nicea zegt de kerk: ‘die om ons mensen en om ons behoud is neergedaald uit de hemelen, en is vleesgeworden uit de Heilige Geest en de maagd Maria, en is mens geworden.’
Nabijgekomen
Eigenlijk kun je van al die ‘aanvullingen’ ten opzichte van de apostolische geloofsbelijdenis goed uitleggen waarom ze aan de tekst zijn toegevoegd. Er is in de eerste eeuwen van de kerk lang gezocht naar een goede verwoording van het heil dat ons in de Here Jezus Christus nabijgekomen is.
Vaak ging het dan over de vraag wie Hij is. Is Hij Gods eerste schepsel? Is Hij werkelijk mens geworden of was dat alleen zijn voorkomen?
Scherp bewaakt de kerk hier het Evangelie: in Jezus Christus is God zelf ons nabijgekomen: God uit God, Licht uit Licht, waarachtig God uit waarachtig God, geboren, niet geschapen – het is plechtige taal, maar ook zeer bewogen taal. De vaderen van het concilie – bedenk het goed: velen van hen droegen de sporen van vervolging in hun eigen lichaam! – wisten maar al te goed dat hier de vraag naar het heil op het spel staat.
Als de Here Jezus niet zelf God is, maar uiteindelijk ook een schepsel, dan worden wij door Hem uiteindelijk niet werkelijk verlost, maar krijgen we vooral een voorbeeld dat ons duidelijk maakt wat wij ook zouden kunnen – en dan natuurlijk ook moeten. Als Hij niet werkelijk ons hele bestaan is komen delen, maar slechts in schijn mens is geworden, dan zijn we aangewezen op onszelf om het leven te vinden – en dat redden wij niet.
Ernst
Niet alleen over de persoon van Christus, maar ook over de reden van zijn komst is lang gediscussieerd. Tot op de dag van vandaag gaat dat gesprek door en steeds weer zijn er denkers (recent nog weer Sam Wells) die menen dat ook zonder de breuk van de zondeval God in Christus mens zou zijn geworden. Dat gesprek heeft natuurlijk een zeer speculatief gehalte en we zullen het nooit weten, want wij kennen eenvoudigweg geen andere geschiedenis dan de onze en we hebben geen enkel middel om als buitenstaanders naar onze geschiedenis te kijken.
Toch valt er wel iets over de gedachte te zeggen natuurlijk. Want in ieder geval is de vooronderstelling ervan dat de reden van Christus komst ergens anders gelegen is dan in de breuk die wij veroorzaakt hebben. En dat brengt dan al snel mee dat we de ernst van die breuk wat gaan relativeren. Er zijn in ieder geval dan ook andere redenen voor de komst van onze Here Jezus.
Herder
De belijdenis van Nicea zegt heel helder dat de Zoon gekomen is ‘om ons behoud’. Dat is taal die dicht op de Schrift zit – ik denk alleen maar even aan de uitleg die de engel geeft aan Jozef over de naam van het Kind: ‘Hij zal zijn volk redden van hun zonden’ (Mat. 1:21). Behoud en redding zijn toch alleen nodig als we ergens van behouden moeten worden, als ons behoud zonder zijn komst onmogelijk is. Met die korte toevoeging tekent de belijdenis zodoende onze nood: voor ons behoud is er geen andere weg dan dat de eeuwige Zoon zelf mens wordt, helemaal mens en zo ons leven van de schuld, de dood en het oordeel bevrijdt.
Plechtig gezegd: deze paar woorden maken impliciet duidelijk hoe de belijdenis van Nicea naar ons mensen kijkt: wij hebben ons ‘volkomen ellendig’ (NGB art.17) gemaakt toen we ons van God die ons ware leven is losmaakten. Wij zijn niet in staat om zelf het leven te vinden en binnen te gaan: wij moeten behouden wórden, gevonden wórden. Wij hebben een Herder nodig die ons liefheeft en liever zelf de dood en duisternis van ons leven binnengaat, dan dat Hij ons daar verloren en verlopen achterlaat. Die Herder is ons in de Here Jezus Christus geschonken.
Grote dingen
Zou Hij ook gekomen zijn als wij de zonde en de dood niet hadden binnengelaten in de goede schepping van onze God? Ik heb er geen idee van en het interesseert me ook weinig – want ik leef in deze wereld vol duisternis, onrecht, liefdeloosheid en schuld. En ik maak er helemaal, met al mijn vezels deel van uit; ik kan niet verwijtend naar een ander kijken, maar heb de handen vol aan mezelf, dwalend en dolend mensenkind dat ik ben. Verwonderd zie ik in de nacht van Kerst Jezus Christus op mij toekomen en hoor ik de Engel zeggen dat mijn Heiland geboren is – en dan besef ik dat de hemel zelf zich over mij ontfermt.
Als we straks het kerstfeest vieren en overal de kerstaferelen zien, is het goed om deze woorden voortdurend in het hoofd te hebben. Als we een kerststal zien – of wellicht zelf hebben staan – vormen deze woorden het passende bijschrift: om ons en om ons behoud. Kerst is niet zo zoetig als wij het graag maken – er gebeuren grote dingen die voor ons heil noodzakelijk zijn: God maakt de verloren zaak van ons leven tot zijn eigen zaak en opent zo de weg naar het leven.
Dit Kind is gekomen ‘om ons en om ons behoud’. Zo brengt de belijdenis ons bij een vreugde en blijdschap die een slag dieper gaat. Het is vreugde die ons verkondigd wordt en die ons doet weten dat onze duisternis gezien en doorzien is – en dat de Here in dat duister het licht heeft gebracht. Onze nood stond al in zijn agenda voor wij het goed en wel gezien hadden. Hij is gekomen om ons, om míjn behoud.
C.C. den Hertog
Dr. C.C. den Hertog is hoofddocent systematische theologie en publieke theologie aan de Theologische Universiteit Apeldoorn