Sommige bijbelteksten die op het eerste gezicht een blijde boodschap bevatten, laten bij nader inzien eveneens een scherp geluid horen. Ze confronteren je met jezelf; ze houden je een spiegel voor. In tweede instantie doen ze pijn.
De Deense theoloog en filosoof Søren Kierkegaard (1813-1855) heeft een aantal bijbelteksten uitgezocht die eruitzien als evangelie (en dat ook zijn), maar in tweede instantie een angel bevatten. Daaraan heeft hij een aantal toespraken gewijd. Zeven toespraken met gedachten die in tweede instantie pijnlijk zijn, zijn bijeengebracht in het elfde deel van een mooie serie boekjes met Kierkegaards toespraken, die in de loop van de jaren bij Buijten & Schipperheijn is uitgegeven.
Kerkgang
De eerste toespraak gaat over een tekst uit Prediker: Bewaar je voet, wanneer je naar het huis van de Heer gaat (4:17). Deze tekst is in eerste instantie een uitnodiging om naar het huis van God te gaan. Daar ontvangen we troost en nieuwe kracht te midden van het wereldgebeuren en alle zorgen in ons persoonlijk leven. Tegelijkertijd heeft de kerkgang een ernstige kant. In de kerk staat God heel dicht bij ons. Als we dicht bij een machtige persoon staan, zijn we daardoor diep onder de indruk. In de kerk komt God ons in zijn ‘oneindige verhevenheid’ nabij. Dat legt op een bijzondere verantwoordelijkheid op ons. In de kerk roepen we God aan, en loven en prijzen we Hem. Onze verantwoordelijkheid is dan dat we ook daadwerkelijk in ons leven tot uitdrukking brengen wat we daar zeggen. Alleen dan zijn we echt oprecht.
Zo is dat ook als we in de kerk bidden om zijn hulp en bijstand. Als we zijn hulp en bijstand inroepen, zijn we ook verplicht ons aan zijn advies te houden: geen woord is zo verplichtend als het gebed dat God aanroept om hulp. Zo is het ook het geval met de beloften die we in de kerk doen bij doop, belijdenis en huwelijk.
Alles achterlaten
De tweede toespraak gaat over de tekst: Zie, wij hebben alles achtergelaten en zijn U gevolgd; wat zal ons deel zijn? (Mat. 19:23-24). Deze woorden van Petrus spreken over de toekomst die het deel is van de gelovigen. Gelukkig zijn zij die alles hebben achtergelaten en Christus zijn gevolgd. Maar wat zeggen deze woorden over diegenen die beweren dat ze Christus navolgen maar met heel hun ziel aan het wereldse leven verknocht zijn? Hebben ‘wij die belijden christen te zijn’ daadwerkelijk alles achtergelaten. Naast troost en bemoediging bevat deze tekst een heel scherpe kant. De tekst noopt tot zelfonderzoek.
Een derde toespraak betreft de tekst: Alle dingen zullen voor ons meewerken ten goede – als we God liefhebben (Rom. 8:38). We hoeven niet te bewijzen dat alle dingen meewerken ten goede voor diegenen die God liefhebben. Het christelijk geloof heeft geen verdediging nodig. Een dergelijke verdediging maakt de positie van het geloof niet sterker. Er is iets veel belangrijkers, namelijk de vraag of we God daadwerkelijk liefhebben. Als je dat mag erkennen, is voor jou ook direct duidelijk dat alle dingen voor jou meewerken ten goede. Het woordje ‘als’ is allesbeslissend. Daar draait heel de wereld om, de wereld van het persoonlijke.
De vierde toespraak gaat over de tekst: Er komt een opstanding van de doden, van rechtvaardigen – en onrechtvaardigen (Hand. 24:15). Deze tekst is niet alleen een uitspraak over een geloofswaarheid en een troost voor rechtvaardigen, maar ook een appel om waakzaam te blijven. Als je jezelf nog nooit de vraag hebt gesteld (zodat je er angstig en bang van werd) of je daadwerkelijk rechtvaardig bent in de zin die God wil zien, heb je dan ooit echt geloofd in God? Kenmerkend voor geloof is onder andere ‘vrees en beven’. Kierkegaard wil ons wakker schudden uit zelfgenoegzaamheid, zodat we zeggen: wijk van mij, jij verderfelijke zekerheid! Het is niet mogelijk dat iemand die zich nooit om zijn zaligheid heeft bekommerd, ooit echt zeker is geworden.
Compleet
De vijfde toespraak is gewijd aan de tekst: We zijn nu dichter bij de verlossing – dan toen we gingen geloven (Rom. 13:11). Wie werkelijk wil beoordelen of hij dichter bij de verlossing is gekomen, moet ook weten waar hij vandaan gekomen is en of hij daadwerkelijk een begin heeft gemaakt met de reis.
De zesde toespraak gaat over de zaligspreking: Zalig is het – smaad te verduren voor een goede zaak (Mat. 5:10-11). Dit woord biedt in eerste instantie troost aan diegenen die lijden om wille van de gerechtigheid. Tegelijkertijd is dit woord een waarschuwing. Wat zegt dit over ons als alle mensen goed over ons spreken? Zijn we dan wel mensen met een vaste overtuiging of zijn we als een riethalm in de wind? Zijn we dan misschien mensen zonder een diepe overtuiging? De laatste toespraak in dit boekje betreft de uitspraak van Paulus over Christus: Hij is geloofd in de wereld (1 Tim. 3:16).
Deze zeven toespraken zijn opgenomen in het elfde deel van de serie ‘Kierkegaards toespraken’. Dit deeltje is uitgebracht samen met het twaalfde deel dat de titel draagt Onveranderlijk geliefd. Daarmee is de serie compleet. Deze serie bevat de vertalingen van de christelijke toespraken die voor het eerst in 1848 door Kierkegaard werden gepubliceerd. De vertalers, Lineke Buijs en Andries Visser, hebben daarmee een prachtig project afgerond. De toespraken van Kierkegaard bevatten heel mooie gedachten, ze scherpen op en houden ook jezelf een spiegel voor. Ze leiden tot een dieper verstaan van de Schrift. Maar je moet er wel de tijd voor nemen. Ze lezen niet heel vlot. Je moet je aandacht er goed bijhouden en soms passages nog eens opnieuw lezen. Maar als je de toepraken op je laat inwerken, word je er enorm door verrijkt.
D.J. Steensma, Feanwâlden
N.a.v. Søren Kierkegaard, In tweede instantie. Zeven christelijke voordrachten. Kierkegaards toespraken 11, vertaald door Lineke Buijs en Andries Visser, Buijten & Schipperheijn: Amsterdam, 2024, 130 p., € 17,90, ISBN 978 94 6369 290 8