Wat bedoelen we precies als we in de kerk over ‘Israël’ spreken? Daarvoor moeten we ons door het Nieuwe Testament laten leiden. Hans van Oort, hoogleraar in Pretoria, heeft dat willen doen en een helder en duidelijk boek over dit thema geschreven.
Wie spreekt over Israël, doet er goed aan zich nader te verklaren. Dat geldt niet in de laatste plaats voor diegenen die zeggen dat zij ‘voor Israël’ zijn.
Deze naam kan naar verschillende personen en zaken verwijzen. In de eerste plaats kan ‘Israël’ verwijzen naar de aartsvader Jakob. In de tweede plaats is Israël een aanduiding voor de twaalf stammen van het oude Israël, of voor het tienstammenrijk naast het tweestammenrijk Juda. In de derde plaats kan deze naam ook slaan op het geestelijke Israël (de ware vromen) in onderscheid van het ‘vleselijke’ volk. In de vierde plaats is Israël de aanduiding van diegenen die bij de Here Jezus horen. Zij zijn de kinderen van Abraham. Abraham is hun vader, de vader van de gelovigen. Daarop duidt de apostel Paulus als hij zegt dat er vrede en barmhartigheid is over het Israël van God (Gal. 6:16). Dit volk is de kerk van Christus die bestaat uit Joden die tot het geloof in de Here Jezus zijn gekomen, en gelovigen uit de heidenen. In de vijfde plaats duidt Israël op de wereldlijke staat die sinds 1948 bestaat.
Heilsgeschiedenis
We kunnen alleen maar in nieuwtestamentisch licht over Israël spreken als we de heilsgeschiedenis in rekening brengen: de geschiedenis van de redding van mens en wereld door God in Christus. In deze geschiedenis zit voortgang. God is met het oude Israël begonnen. De geschiedenis van Israël – die ook ‘onze geschiedenis is – laat ontrouw zien, maar bovenal Gods trouw en goedheid. Deze trouw en goedheid blijken vooral in de zending van zijn Zoon. Christus is het middelpunt van de geschiedenis van het heil. God heeft zijn beloften aan het oude Israël in Christus vervuld. Wat in de schaduw aanwezig was en waarover we in het Oude Testament kunnen lezen, is in Hem werkelijkheid geworden.
Zo spreekt het Oude Testament bijvoorbeeld over het land waar de vromen mogen wonen. Het Nieuwe Testament leert ons dat die belofte in Christus werkelijkheid is geworden: Hij is het land waar wij mogen wonen. Zo is Hij ook de tempel die God heeft gegeven. In en door Hem vindt de ontmoeting met de Allerhoogste plaats. Daarom verwachten we geen herbouw van een aardse tempel. God heeft de tempel herbouwd toen Hij Christus heeft opgewekt uit de doden.
Dat betekent voor de reikwijdte van het heil en de redding dat heel de wereld daarin mag delen. Daarin delen allen die geloven in Christus, zowel Joden als niet-Joden. Zij allen mogen het koninkrijk van God beërven. Over een specifiek plan van God met een Joods rijk lezen we niet in het Nieuwe Testament. Het zegt nergens dat diegenen die geloven in de Here Jezus nog moeten hopen op een aardse staat. Het spreekt wel over een geestelijk rijk, een rijk van gerechtigheid, vrede en vreugde. In dat rijk mag ieder ingaan die zijn vertrouwen stelt op Jezus Christus.
Romeinen
Vooral Romeinen 9-11 neemt in de discussie over Israël een belangrijke plaats in. Paulus onderstreept de trouw en barmhartigheid van God die vooral duidelijk zijn geworden in de verkiezing van Abraham, Isaak en Jakob. Tegelijkertijd is deze geschiedenis een geschiedenis van ontrouw en onbegrip. Christus werd verworpen. Deze verwerping was echter een fase. Toen Israël de Messias had verworpen, is Gods heilsplan verdergegaan. Hij wil dat alle mensen behouden worden.
Zo spreekt de apostel over de volheid van de heidenen (11:25). Dat is het volle getal van allen die daartoe door God bestemd zijn. Paulus zegt dus niet dat stuk voor stuk alle heidenen behouden worden. Als hij vervolgens schrijft dat heel Israël behouden wordt (11:26), bedoelt hij dat het volle getal behouden wordt van alle Joden die bestemd zijn tot het heil.
In deze hoofdstukken van zijn brief aan de Romeinen legt Paulus de weg van God met zijn oude verbondsvolk uit. Hoewel het volk de Messias heeft verworpen, is deze verwerping niet zijn einde. God gaat door met zijn heilsplan. Vele heidenen komen tot geloof. Hun geloof zal – als het goed is –aanstekelijk werken. Zij zullen laten zien hoe heerlijk God zijn beloften in Christus heeft vervuld. Paulus hoopt van harte dat zijn volksgenoten in de goede zin van het woord jaloers worden op de gelovigen uit de heidenen en Christus aanvaarden. God is barmhartig: ook voor hen staat de deur naar zijn Koninkrijk open, in Christus.
Hebreeën
Zo spreekt het Nieuwe Testament niet over een nieuwe Joodse staat of over een nieuwe toekomst voor een aardse Jeruzalem. God schenkt heil door het geloof in Christus. In Hem heeft God al zijn beloften vervuld. Eveneens mogen wij voor de toekomst de vervulling van deze beloften verwachten in volmaakte heerlijkheid.
De belofte aan het oude Israël over wonen in het land Palestina is enorm verrijkt: zij die in Christus zijn zullen de aarde beërven! Ook de belofte van terugkeer naar het beloofde land is enorm verrijkt: ook Joden mogen naar Hem gaan die het beloofde land is in eigen persoon. Christus is ook de beloofde stad en de beloofde tempel.
Hans van Oort sluit zijn boek af met een terugblik en nadere overwegingen. Daarna volgt een korte uitleg over de verhouding tussen de landbelofte en het eeuwige verbond van God met Abraham. Het boek bevat ten slotte een literatuurlijst en een register van namen en begrippen.
Vermeldenswaard is dat onlangs van de hand van ‘onze’ ds. Dirk Visser een boek is verschenen over een specifiek thema ten aanzien van dit onderwerp: Israël in de brief aan de Hebreeën. De titel van dat boek is: Het heil is door Jezus. Israël in Hebreeën. Dit boek stemt overeen met wat Van Oort schrijft. Visser schrijft dat de brief aan de Hebreeën geen teksten bevat die erop wijzen dat Israël zijn unieke positie heeft behouden tot vervulling van het heilsplan van God. Door Jezus bestaat het volk van God uit Joden en niet-Joden.
Douwe Steensma, Feanwâlden
N.a.v. Hans van Oort, Israël? Wat Jezus, apostelen en evangelieschrijvers werkelijk zeggen, Amsterdam University: Amsterdam, 2025, 238 p., € 24,99, ISBN 978 90 4857 358 5



