Nieuwe mens – totaal of radicaal?
Het evangelie vermeldt dat Jezus doopt met de Geest. Zo kondigt Johannes de Doper Hem aan. Paulus spreekt ook over de doop in de Geest, hoewel slechts op één plaats (1 Kor. 12, 13). Helaas is de vertaling uit 1951 daarin niet duidelijk. Daar wordt gesproken over een doop door de Geest. Maar in plaats van het woordje 'door' moeten we 'in' lezen: 'Wij zijn allen gedoopt in één Geest'. Die vertaling past bij het vervolg van de tekst. Daar wordt gesproken over het gedrenkt-zijn met de Geest. Ieder die zijn vertrouwen stelt op het volbrachte werk van Jezus, mag weten dat hij is gedrenkt met en gedoopt in de Geest.
Het woordje 'in' zegt dat de Heilige Geest de leiding heeft. Hij vervangt onze eigen geest niet, maar heeft wel de eindregie. Hij bewerkt een radicale verandering. Die verandering raakt de kern van ons bestaan. De Schrift spreekt over wedergeboorte en bekering. Wie in de Geest is gedoopt, is onder zijn macht gekomen. En wat is de macht van de Geest anders dan de macht van Christus? De Geest verandert de richting van een mensenleven radicaal. Het leven dat eerst was gericht op zichzelf, wordt voortaan gericht op de Here. De vrucht van het vlees maakt plaats voor de vrucht van de Geest. In dat opzicht is er geen continuïteit. Paulus spreekt in deze brief op een vergelijkbare manier over Israëls doop in de wolk (1 Kor. 10, 2). De wolk ging in de woestijn vóór Israël uit. Zo gaat de heilige Geest ons voor naar Gods toekomst. Ook was Israël gedoopt in de zee. De zee is de Schelfzee die het volk Israël bevrijding gaf. Zo is de gelovige gedoopt in de Geest, die de ware vrijheid brengt. De Geest maakt ons andere mensen.
Maar daarmee maakt de Geest ons nog geen totaal andere mensen. De Geest brandt het scheppingswerk van de Vader niet weg. Hij bevestigt dat werk veeleer en wil dat ons mens-zijn tot zijn bestemming komt. Hij doet dat niet anders dan dat Hij ons verbindt met de Christus. Wie verbonden is met de Christus door een levend geloof, mag weten gedoopt te zijn in de Geest.
De Geest die in Christus het mens-zijn tot zijn recht wil doen komen, maakt vervolgens gebruik van wat de desbetreffende persoon van huis uit heeft meegekregen. Dat eigene mag dienen in de opbouw van de gemeente. Paulus spreekt in dat verband over een genadegave. Een dergelijke gave is het eigene van een mens dat wordt ingezet ten dienste van de gemeente. De Geest schakelt ons natuurlijke mens-zijn niet uit, maar in. Hij brandt het scheppingswerk niet op om het daarna uit de as te doen herrijzen. Hij brengt ons mens-zijn juist tot zelfaanvaarding, zelfbevestiging en zelfontplooiing. Hij doet dat in Christus. Want de Geest brengt niet alleen het werk van de Vader tot zijn doel, ook het werk van de Zoon. Hij verbindt aan de Christus. Zo maakt de Geest dode zondaren levend. Die levendmaking geeft een radicaal andere richting aan ons bestaan. Maar een totaal anders-zijn is dat nog niet. Dat moet nog komen.
Feanwâlden
D. J. Steensma