De week van 6 tot 12 februari was de jaarlijks terugkerende Week van de Euthanasie. In diverse media werd aandacht besteed aan mensen die willen sterven en aan hun omgeving. De Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde (NVVE) stelde het onderwerp ’10 jaar euthanasiewetgeving’ centraal, om zo aandacht te besteden aan de politieke kant van het verhaal. In de Tweede Kamer stond ook de behandeling van het burgerinitiatief ‘Voltooid Leven’ op de agenda, maar dat werd uitgesteld. Op de televisie was er aandacht voor het debat over dit gevoelige onderwerp en was er een documentaire te zien over mensen die graag een eind aan het leven wilden maken, maar die niet bij hun arts terecht konden. Die mensen kunnen vanaf 1 maart bij de mobiele Levenseindeklinieken terecht.
Mede door de welvaart en onze verzorgingsstaat is het leven langer geworden, maar niet altijd leefbaarder. Het debat over de wens van mensen om te kunnen kiezen voor het einde verloopt moeizaam en dat is zeer begrijpelijk. Nu ligt het oordeel over het al dan niet uitzichtloos lijden van mensen bij de huisarts. Dat zijn moeilijke en ingrijpende beslissingen die volgens artsenorganisatie KNMG alleen gemaakt kunnen worden op basis van een lange relatie tussen arts en patiënt, en zelfs dan lijkt het mij een onmogelijke opgave. Hoe kan een mens oordelen over de kwaliteit van het leven van een ander? De politiek moet zorgen voor regelgeving op dit gebied om artsen hierin bij te staan.
Ook het debat met de kerk verloopt moeizaam. Het probleem hier is echter dat beide groepen langs elkaar heen praten. De stelling van de kerk is ongeveer deze: het leven is van God en is in zijn handen, evenals het einde daarvan. Het is niet aan de mens om het heft in eigen handen te nemen. De NVVE stelt hier voorbeelden tegenover van mensen die uitzichtloos lijden, of willen voorkomen dat het zover komt. De algemene regel van de kerk tegenover de individuele gevallen komen in deze discussie nooit bij elkaar. Maar beide groepen kunnen elkaar vinden als er over de criteria wordt gesproken, zoals over de zin van het leven. Op dat gebied heeft de kerk weldegelijk antwoorden te geven, dat is zelfs een van haar taken. Ook in de praktische zin heeft de kerk haar opdracht. Eenzaamheid is een stille vorm van lijden dat diepe sporen kan trekken in het leven van ouderen. Hulp in de vorm van activiteiten en bezoek geeft waarschijnlijk niet de zin van het leven terug, maar kan wel een lichtpunt zijn.
Naast de discussie met partijen als het NVVE is ook de discussie binnen de kerk. Binnen de kerk wordt ook uiteenlopend gedacht over dit onderwerp. Hoe kan de mens nog leven als beeld van God als het leven op aarde hem zwaar treft? Is dat nog levenswaardig? En is de dood soms niet een opluchting, een bevrijding? Juist als je weet dat je dan eeuwig bij God bent? Vragen waar je niet zomaar uit komt, het kan een hele worsteling zijn. Het belangrijkste is dat we in al dat vragen en zoeken mogen weten dat God de dood nooit heeft gewild. Niet voor niets is aan het slot van de Bijbel te lezen dat God ‘alle tranen uit hun zal ogen wissen. Er zal geen dood meer zijn, geen rouw, geen jammerklacht, geen pijn, want wat er eerst was is voorbij.’ (Openb. 21: 4).
Groningen
Harm Jan Holsappel