Ik preekte elders. De eerste die ik, leunend tegen de kerk, tegenkwam was Sjoerd. Warrige lange haardos en baard en een gezicht door de drank en het leven getekend. ‘Mag ik ook aan het Avondmaal? Ik ben al twee jaar van de drank af en ik heb mijn briefje ingeleverd.’ Ik gaf hem een hand en zei: ‘Jij bent een zondaar en ik ben een zondaar. Het Avondmaal is voor zondaren.’ Het speelde nog even in de kerkenraadskamer of Sjoerd als gast wel aan mocht gaan. Ja… een briefje had hij wel ingeleverd, maar dat was niet het briefje dat kerkordelijk was voorgeschreven. Zo zou Sjoerd, die al zo vaak tussen wal en schip was beland, ook nu weer tussen wal en schip belanden. ‘Wat zou Jezus doen?’zei ik. Kijk, zo’n vraag geeft een andere kijk en ruimte. Sjoerd mocht aan en ging aan. Hij zag er uit als een zondaar en ging als een zondaar. Van de anderen, die er aan de buitenkant perfect uitzagen en wel het juiste briefje hadden kunnen overhandigen, wil ik hopen dat ze aangingen als Sjoerd. Als zondaar. Niet perfect.
Aanvaarden
Dit jaar viert Dit Koningskind haar jubileum. Al veertig jaar vraagt deze vereniging binnen maar ook buiten de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) aandacht voor de integratie van mensen met een verstandelijke of lichamelijke beperking. Directeur Marianne Milec merkt op dat het nog steeds moeizaam gesteld is met de integratie van gehandicapten in de kerk en daarbuiten. Er zijn allerlei oorzaken waardoor ze steeds meer buiten de boot vallen. Omdat er minder subsidie is van overheidswege en dus minder opvang en begeleiding. Omdat er steeds meer druk gelegd wordt op de gehandicapte om ‘gewoon’ mee te doen. In ons verlangen naar volmaaktheid willen we dat iedereen ideaal is en voldoet aan onze hoge verwachtingen. Die wens streep je zo maar niet even door. Aangrijpend vertelt een vader van een gehandicapte zoon hoe hij pas na jaren verzoend raakte met zijn kind met een beperking. Hij wilde per se dat zijn kind zou kunnen meekomen in rekenen en taal, zodat ook hij in geuren en kleuren als trotse vader kon zeggen: ‘Mijn jongen, die doet het zo geweldig!’ Jaren later ziet hij in dat hij zijn kind heeft overvraagd. Hij leert de onvolmaaktheid van zijn zoon aanvaarden.
Onvolmaakt
Als christenen laten we ons mensbeeld niet bepalen door de tijdgeest, maar door de Bijbel. De Schrift leert ons dat de mens, u en ik, geschapen is naar Gods beeld. ‘U hebt hem bijna goddelijk gemaakt’, lezen we in Psalm 8. Tegelijk weten we dat vanwege zonde en schuld door ieder mensenkind een breuk loopt. In Gods oog zijn we allemaal onvolmaakt. Die wetenschap moet ons denken en onze houding bepalen ten aanzien van onszelf, ten aanzien van de verwachting van onze kinderen en ten aanzien van onze zichtbaar of merkbaar gehandicapte medemensen. Sjoerd en ik passen perfect op één foto. En wie met het oog van God die foto bekijkt ziet geen verschil. Ik ben als hij, onvolmaakt.
Bewogen
De gemeente is bij uitstek de gemeenschap waar voor iedereen plek is. Daar geldt het motto: ‘Aanvaard elkaar, zoals Christus u heeft aanvaard.’ De eerste gemeente gaf er blijk van zo te willen leven en handelen. Wij hebben een vereniging als Dit Koningskind nodig om daar steeds weer bij bepaald te worden, zodat we blijven opkomen voor de belangen van mensen met een beperking. Mensen als Sjoerd, een mens zoals ik.
Assen
Stoffer Otten