Op mijn bureau ligt het boek van Yvonne Zonderop Ongelofelijk. Over de verrassende comeback van religie. Zij tekent de ontwikkeling waarin het geloof achter de voordeur moest verdwijnen omdat seculier de norm werd, maar ze geeft aan dat religie zich intussen niet zomaar laat wegpoetsen. Al lezend herkende en herken ik veel.
Dat had ik bijvoorbeeld toen zij het effect beschreef van dat achter de deur werken van het geloof. Dat effect is namelijk dat we ‘een lege publieke ruimte’ hebben geconstrueerd. Zonderop verwijst naar de Amerikaanse filosoof Michael Sandel die hierover belangrijke dingen gezegd heeft. Kort gezegd komt het erop neer dat de samenleving vandaag vooral tolerant moet zijn in morele kwesties. Niemand mag meer vanuit een bepaalde overtuiging zijn visie opleggen aan een ander. De staat moet zich afzijdig houden van morele kwesties. In het publieke domein moet er neutraliteit zijn als het om waarden gaat.
Het resultaat daarvan is dat de lege publieke ruimte ook een morele leegte wordt, waarin populistische uitingen en bewegingen ook zomaar op kunnen komen.
Als illustratie van dit gegeven wijst Zonderop op de bekende ‘pleur op’ en ‘doe normaal’-uitspraken van Mark Rutte in de publieke campagne voor de verkiezingen van 2017. Die klonken niet meteen overtuigend. Het was, zegt Zonderop, ‘alsof hij het persoonlijk nauwelijks meende.’
Heel anders was dat toen Rutte in november 2016, als privépersoon in de Haagse Duinzichtkerk, de lekenpreek hield. Hij sprak toen open over zijn geloof en gaf aan dat het geloof, wat hem betreft, de basis is waarop we in Nederland toch samen staan.
Opmerkelijk, dat verschil tussen het optreden in het publieke en in het privédomein.
Als ik daarover doordenk vanuit het aandachtspunt van mijn werk aan de TUA (het missionaire van de kerk en van het christen-zijn), houd ik mijn adem in. Want ook dat herken ik. Bij mezelf. Bij en in de kerk. Die huiver en het gebrek aan vrijmoedigheid om juist naar buiten toe vrijmoedig te spreken en te getuigen.
En ik bid: ‘Leer ons, Heer, vrijmoedig spreken, over uw verlossend werk.’
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen