De stelling die Sake Stoppels, emeritus lector theologie, van de CHE, poneert in zijn bijdrage in het boek ‘Zoek de dingen die boven zijn’ is nogal verrassend. ‘Het mag best wat christelijker in de kerk’, concludeert hij. Wat? Christelijker in de kerk? Kan het daar dan ook niet christelijk zijn? Ik heb het boek nog niet gelezen, maar het interview in het ND (29 dec.) daagt wel tot lezen uit. Ja, je kunt in de kerk zomaar een nauwelijks christelijke boodschap horen. Bijvoorbeeld als alles geconcentreerd is rond het thema dat je je er vooral goed bij moet voelen, of dat je natuurlijk altijd jezelf mag zijn. ‘Het christelijk geloof heeft voor veel mensen een bevestigende en troost gevende en rustgevende functie’. Maar dat kan niet het hele verhaal zijn, ‘want het christelijk geloof is gericht op verandering van mensen’.
De titel van de bundel is treffend. ‘Zoeken naar de dingen die boven zijn’. Ik hoop dat de inhoud van de bundel bij dit Bijbelwoord in de buurt blijft. In mijn jonge jaren was ik lid van de Christelijke Gereformeerde kerk in Emmeloord. Dominee J. de Jong was een van de predikanten die ik daar meemaakte. Hij stuurde onze elke week de wereld in met de woorden: ‘Zoek de dingen die boven zijn, waar Christus is, en draag de zegen des Heeren.
Volgens Stoppels zien we de huidige feelgood theologie, ‘die behoefte aan rust en acceptatie’ ook terug in de liedcultuur. Dat maakt het allemaal nog urgenter. Liederen hebben een geweldige invloed op ons geloofsleven. Dat ze beïnvloed zijn door de huidige theologie en huidige cultuur lijkt onontkoombaar. Onze liedcultuur is gevoed door een tijd van bijna onbeperkte vrijheid en welvaart. Niet echt een conditie waarin schokkende, diepsnijdende poëzie ontstaat.
In de afgelopen kersttijd had ik het voorrecht een uitvoering van de Messiah bij te wonen. Wat een geweldige kernteksten uit het Evangelie heeft Händel in dit stuk samengebracht. Ja, ook dit muziekstuk begint met troost, met die ontroerende woorden uit Jesaja 40. ‘Troost, troost Mijn volk, zal uw God zeggen’, maar even later zit je te sidderen in je stoel bij de woorden uit Maleachi 3:2: ‘Maar wie zal de dag van Zijn komst verdragen? Wie zal bij zijn verschijning standhouden?’ Dit is toch ongeveer wat Stoppels bedoelt als hij zegt: ‘In het christelijk geloof gaat het enerzijds om comfort - waarvan de huidige liedcultuur een uiting is - en anderzijds om challenge, uitdaging’. Die uitdaging lijkt in veel kerken te verstommen.
‘Hoe moeten we het evangelie communiceren in de seculiere wereld?’ vragen de auteurs zich af. Ook dat is een uitdaging. Het interview dreigt tenslotte toch weer te verzanden in veel woorden en in het onderstrepen van het belang van het verkleinen van onze ecologische footprint. Ik mis de warme gloed van het liefhebben van God. Alles begint daar toch mee. Met dat Eerste, Grote Gebod, God liefhebben boven alles. En dat herhaalt zich keer op keer. Altijd, elke dag, telkens weer terug naar de Bron. ‘Uw liefde wekt liefde in mij...’.
Die ecologische footprint mag zeker kleiner. Maar moet de kerk niet gewoon blijven zeggen dat we Jezus’ voetsporen moeten navolgen, altijd en overal. Christelijker kan het niet.
Krijn de Jong, Urk