Woensdag 6 november aanstaande is het, D.V., dankdag voor het gewas en de arbeid: we brengen onze dank bij de Here voor de zegen die Hij ons nog altijd geeft. We belijden dat het de Here God is die de hemel en de aarde door zijn hand voortdurend in stand houdt en regeert. Hij zorgt voor de schepping. Hij geef ons tot op de dag van vandaag, vanuit zijn goedheid, wat wij nodig hebben voor het in stand houden van ons leven. Daarom houden we dankdag.
En toch, als ik aan die dankdag denk, komt de vraag best wel eens bij me boven of de dank die we op dankdag naar de Here God verwoorden echt uit ons hart komt. Die vraag komt bij mij op vanuit twee ‘bronnen’, als ik ze zo maar even zal noemen.
De eerste bron is deze: als ik goed luister naar alles wat er in onze samenleving op allerlei fronten en van allerlei kanten gezegd en gedacht wordt, bespeur ik nogal eens dat het in gesprekken die gevoerd worden vaak gaat om ‘rechten’ die wij menen te hebben.
Wij hebben in Nederland heel wat ‘rechten’ opgebouwd. En we zoeken bij het kiezen van wie ons in de politiek mag vertegenwoordigen naar die mensen die voor die ‘rechten’ van ons op zullen komen. Daarbij gaat het om rechten die ons hele leven raken, van de wieg tot het graf. Want langs heel die levensweg hebben wij onze ‘rechten’ verworven. Wij hebben er in Nederland recht op, dat er een goed systeem is dat de mogelijkheid garandeert dat ieder kan worden wat zij of hij wil. Wij hebben er in Nederland recht op, dat ons gezondheidssysteem goed in elkaar zit, en dat er voor onze ziektekosten goede voorzieningen zijn. Wij hebben er in Nederland recht op, dat onze oudedagsvoorziening goed geregeld is. Inderdaad, van de wieg tot het graf. Maar hoe verhouden ‘rechten’ zich tot dankbaarheid?
De tweede bron die ervoor zorgt dat ik me wel eens afvraag of de dank die we op dankdag verwoorden echt uit ons hart komt, heeft te maken met de jaren waarin wij het leven in Afrika meemaakten. In die jaren zagen wij met onze eigen ogen dat armoede en zorg om het bestaan niet iets van ver weg is, maar van het leven van elke dag. Als vanwege een overstroming een oogst compleet mislukt en je huis letterlijk wegspoelt, of als vanwege een aanhoudende droogte de gewassen op het veld niet eens op gang komen, staan de mensen met lege handen. Ik zag de armoede en de nood soms in de ogen waarmee de mensen ons aankeken. Maar ik zag ook de dankbaarheid als men het hoofd boven water wist te houden, ondanks de onzekere omstandigheden. Ik zag afhankelijkheid, als men aangewezen was op de hulp van mensen, en vooral op de hulp van God die regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, geeft.
Ik kom niet echt los van wat ik in Afrika heb gezien. En dat geeft me wel eens een dubbel gevoel naar de dankdag toe. Hebben wij ‘rechten’? Weten wij nog wat afhankelijkheid is?
Ik schrijf dit commentaar aarzelend, want ik besef dat ik niet alles overzie, en dat ik niet bij u en jou in het hart kan kijken. Daarom stel ik de vraag maar aan mijzelf: ben ik echt dankbaar voor het goede leven dat ik hier heb. ‘Here, leer mij danken.’
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen
Woensdag 6 november aanstaande is het, D.V., dankdag voor het gewas en de arbeid: we brengen onze dank bij de Here voor de zegen die Hij ons nog altijd geeft. We belijden dat het de Here God is die de hemel en de aarde door zijn hand voortdurend in stand houdt en regeert. Hij zorgt voor de schepping. Hij geef ons tot op de dag van vandaag, vanuit zijn goedheid, wat wij nodig hebben voor het in stand houden van ons leven. Daarom houden we dankdag.
En toch, als ik aan die dankdag denk, komt de vraag best wel eens bij me boven of de dank die we op dankdag naar de Here God verwoorden echt uit ons hart komt. Die vraag komt bij mij op vanuit twee ‘bronnen’, als ik ze zo maar even zal noemen.
De eerste bron is deze: als ik goed luister naar alles wat er in onze samenleving op allerlei fronten en van allerlei kanten gezegd en gedacht wordt, bespeur ik nogal eens dat het in gesprekken die gevoerd worden vaak gaat om ‘rechten’ die wij menen te hebben.
Wij hebben in Nederland heel wat ‘rechten’ opgebouwd. En we zoeken bij het kiezen van wie ons in de politiek mag vertegenwoordigen naar die mensen die voor die ‘rechten’ van ons op zullen komen. Daarbij gaat het om rechten die ons hele leven raken, van de wieg tot het graf. Want langs heel die levensweg hebben wij onze ‘rechten’ verworven. Wij hebben er in Nederland recht op, dat er een goed systeem is dat de mogelijkheid garandeert dat ieder kan worden wat zij of hij wil. Wij hebben er in Nederland recht op, dat ons gezondheidssysteem goed in elkaar zit, en dat er voor onze ziektekosten goede voorzieningen zijn. Wij hebben er in Nederland recht op, dat onze oudedagsvoorziening goed geregeld is. Inderdaad, van de wieg tot het graf. Maar hoe verhouden ‘rechten’ zich tot dankbaarheid?
De tweede bron die ervoor zorgt dat ik me wel eens afvraag of de dank die we op dankdag verwoorden echt uit ons hart komt, heeft te maken met de jaren waarin wij het leven in Afrika meemaakten. In die jaren zagen wij met onze eigen ogen dat armoede en zorg om het bestaan niet iets van ver weg is, maar van het leven van elke dag. Als vanwege een overstroming een oogst compleet mislukt en je huis letterlijk wegspoelt, of als vanwege een aanhoudende droogte de gewassen op het veld niet eens op gang komen, staan de mensen met lege handen. Ik zag de armoede en de nood soms in de ogen waarmee de mensen ons aankeken. Maar ik zag ook de dankbaarheid als men het hoofd boven water wist te houden, ondanks de onzekere omstandigheden. Ik zag afhankelijkheid, als men aangewezen was op de hulp van mensen, en vooral op de hulp van God die regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijs en drank, geeft.
Ik kom niet echt los van wat ik in Afrika heb gezien. En dat geeft me wel eens een dubbel gevoel naar de dankdag toe. Hebben wij ‘rechten’? Weten wij nog wat afhankelijkheid is?
Ik schrijf dit commentaar aarzelend, want ik besef dat ik niet alles overzie, en dat ik niet bij u en jou in het hart kan kijken. Daarom stel ik de vraag maar aan mijzelf: ben ik echt dankbaar voor het goede leven dat ik hier heb. ‘Here, leer mij danken.’
Jan van ’t Spijker, Hoogeveen