Iedereen zal het verhaal in Genesis 27 en 28 wel kennen. Het verhaal dat Jakob zijn vader bedriegt, moet vluchten naar zijn oom en onderweg dan een hele bijzondere droom krijgt. Ik wil het vooral hebben over de vreemde droom die Jakob heeft gehad. Die is nog bijzonderder dan je misschien denkt.
Isaak is oud geworden en hij roept zijn zoon Esau, de oudste, bij zich. Hij wil Esau zegenen voordat hij gaat overlijden en stuurt Esau het veld in om een stuk wild te schieten en dat klaar te maken voor hem. Rebekka hoort dit en besluit in te grijpen, omdat God de zegen aan Jakob beloofd heeft. Ze gaat een bokje braden en stuurt Jakob naar Isaak toe, zodat hij de zegen krijgt. Isaak heeft het niet door en geeft uiteindelijk Jakob de zegen.
Dan komt Esau terug en hij is natuurlijk erg boos op zijn broer. Hij krijgt nog wel een zegen, maar vanaf dat moment haat hij Jakob en wil hij hem vermoorden. Rebekka besluit daarom dat Jakob moet vluchten naar haar broer Laban in Charan. Ze zegt tegen Isaak dat ze vindt dat Jakob niet met een meisje uit Kanaän moet trouwen en dat hij naar Laban moet gaan.
Jakob vlucht dus weg van huis en gaat onderweg naar Charan, wat enkele honderden kilometers reizen is. Onderweg komt hij op een plaats waar hij gaat overnachten. Hij ziet een steen liggen en die draait hij. Zo kan hij zijn hoofd er op leggen. Jakob gaat slapen en krijgt dan een hele bijzondere droom. In die droom ziet hij een trap die van de aarde naar de hemel gaat. Op die trap lopen engelen en bovenaan die trap staat God.
Het bijzondere aan de droom is als eerste natuurlijk al die ladder die op de aarde staat en die tot de hemel reikt. En nu is het niet zomaar een ladder, maar echt een grote trap. Wat ook heel bijzonder is, zijn de engelen die op de trap lopen. Engelen komen vaker voor in de Bijbel en dat is altijd bij een bijzondere gebeurtenis. Het mooie aan de engelen is dat ze van beneden naar boven lopen. Je zou denken dat ze vanuit de hemel naar beneden lopen en dan weer omhoog, maar ze gaan eerst de trap op. Dat staat symbool voor de lasten, de schaamte en de zonden van Jakob die ze mee naar boven nemen. Als ze naar beneden gaan, nemen ze de troost van God mee naar beneden.
In zijn droom ziet Jakob God boven aan de trap. Je zou misschien verwachten dat hij een straffende God zou zien, omdat hij zoveel verkeerd heeft gedaan in zijn leven. Vanuit ons als mensen lijkt dat misschien heel logisch, maar vanuit God niet. Maar hij is juist een God die troost biedt en Hij is de God van een nieuw begin. Hij belooft Jakob ook dat Hij bij hem zal zijn en hem zal helpen. Ook belooft God hem dat hij later weer terug zal brengen naar dit land.
Als Jakob wakker wordt beseft hij dat hij op een plek heeft geslapen waar God aanwezig is. Hij wordt vervuld met eerbied staat er in de NBV en hij ziet wat een ontzagwekkende plek het is. Dat zet hij de steen waar hij die nacht opgeslapen heeft rechtop en giet er olie over. Hij geeft de plek de naam Betel, wat betekent: “het huis van God”.
Dit is natuurlijk een hele mooie droom voor Jakob, maar we kunnen er nu ook nog wat mee. De vlucht van Jakob lijkt ook wel een beetje een vlucht weg van God. Maar God gaat met hem mee en dat laat Hij ook zien in Betel. Dus wij mogen ook weten dat God altijd bij ons is. Al lijkt het soms dat wij soms zoveel fouten hebben gemaakt dat God vast niks meer met ons te maken wil hebben. Maar God wil altijd bij ons zijn, zelfs wanneer we denken dat we veel teveel fouten hebben gemaakt. God maakt een nieuw begin met Jakob en dat wil Hij ook met ons doen.
Laura van Putten