1. Stel, je ziet degene lopen die je leuk vindt
A) Je kunt nog maar net op je benen staan, spontaan krijg je een droge mond
B) Je bent blij dat je hem/ haar ziet
C) Moet ik iets voelen?
2. Wat doe je om indruk op hem/haar te maken?
A) Ik ga overdreven hard lachen en praten zodat hij mijn kant opkijkt!
B )Ik loop heel vaak langs hem, dan weet ik zeker dat hij naar mij kijkt.
C) Ik hoef geen indruk op hem te maken.
3. Fantaseer/droom je wel eens over hem?
A) De hele dag door, ik kan aan niets anders denkne
B) Alleen bij saaie lessen op school
C) Fantaseren? Ik moet zorgen dat m’n team de volgende wedstrijd wint!
4. Is hij/zij de leukste persoon op deze aarde?
A) Ja tuurlijk, hij/zij is HET!
B) Nou, dat weet ik niet, maar hij/ze is wel leuk
C) Nee.
5. Als hij/zij je iets vraagt
A) Dan ben ik zo zenuwachtig dat ik begin te stotteren
B) Mijn mond wordt droog en let ik op wat ik zeg.
C) niks, hij/ zij vraagt iets. Dat doe ik toch zelf ook weleens?
6. Zou jij jezelf voor schut zetten zodat hij of zij je ziet staan?
A) Ja, alles voor hem/ haar!
B) Hij/zij is een leuk persoon, maar zo bijzonder…
C) Ben je helemaal mal!
7. Zorg je ervoor dat je er superleuk uitziet?
A) Ja, sindsdien kom ik veel te laat op school en noemt men mij opeens ‘ijdel’
B) Als iemand mij niet neemt zoals ik ben, jammer dan!
C) Mijn uiterlijk aanpassen? Why?
8. Wat zou je doen als je vriend/vriendin een werkstuk met hem/haar samen moet doen?
A) Heel snel zorgen dat jij ruilt met hem/ haar
B) Heel, heel erg balen, maar het is nu eenmaal zo
C) Hun veel succes wensen, ik moet ook samenwerken.
9. Zou je training voorbij laten van je favoriete sport om hem/haar te zien?
A) Ja, ik doe ALLES om bij haar/hem te zijn!
B) Nee, maar vond het wel jammer dat ik niet bij hem/haar was.
C) Nee, nooit.