In de Vroege Kerk zijn de sacramenten van de heilige doop en het heilige avondmaal door Christus ingesteld. Deze sacramenten waren, wat hun essentie betreft, toen niet anders dan vandaag. Toch blijkt dat de tijd van toen en die van nu niet zonder invloed is geweest op deze sacramenten, daar op een bepaalde manier invloed op hebben gehad. Daarom willen we u in drie bijdragen iets laten zien van de wijze waarop deze tekenen en zegelen van Gods genade in de Vroege Kerk gestalte kregen.

Christus heeft in het zogenaamde zendingsbevel (Mat.28,19) duidelijk aangegeven dat zijn leerlingen het evangelie van Hem moesten doorgeven aan de hele wereld. De discipelen van Hem moesten de nieuwe gelovigen ook dopen: ‘Gaat dan heen, onderwijst alle volkeren, hen dopende in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.’ Met deze opdracht werd het sacrament van de doop ingesteld en als het ware vervolgd. De doop was immers niet nieuw. Ook in de Joodse context was er het reinigingsbad en Johannes de doper doopte al in de Jordaan. Wat de doop die Christus opdraagt tot een sacrament van de christelijke religie maakt is dat de doop wordt bediend in de Naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest. Dit is de kern van de christelijke doop. In de traditie blijkt dat de doop in de Vroege Kerk op verschillende leeftijden kan worden bediend. We komen hier zo meteen op terug.

Volwassendoop

Wanneer Christus de opdracht meegeeft aan zijn discipelen om de gelovigen te dopen gaat er ook een belangrijke opdracht aan vooraf. De gelovigen moeten eerst worden onderwezen. Een goed voorbeeld van hoe dit kon gaan vinden we in het Nieuwe Testament (Hand.8,3438). De kamerling uit Kandakè leest de profeet Jesaja, maar hij begrijpt niet wat hij leest. Philippus vraagt hem of hij begrijpt wat hij gelezen heeft. Als het antwoord negatief luidt, vraagt de kamerling of Philippus op zijn wagen wil klimmen en geeft hij duidelijk aan dat het goed is wanneer Philippus hem uitlegt wat er bedoeld wordt. Daarna onderwijst Philippus de kamerling en deze vraagt op zijn beurt of hij gedoopt mag worden (Hand.8,36). Philippus geeft dan helder aan welke voorwaarde daaraan verbonden is en de kamerling stemt met deze voorwaarde in. ‘Philippus zei: Als u met heel uw hart gelooft, is het geoorloofd. En hij zei: Ik geloof dat Jezus Christus de Zoon van God is.’ Hierna wordt de doop kort beschreven: ‘En hij liet de wagen stilhouden, en zij daalden beiden af in het water, zowel Philippus als de kamerheer, en hij doopte hem.’ Ook al vinden we hier geen expliciete beschrijving van wat er bij deze doop werd gezegd, toch mogen we aannemen dat de kamerling werd gedoopt in de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Kinderdoop

Kinderdoop komt waarschijnlijk ook voor in het Nieuwe Testament. Als de gevangenbewaarder van Filippi zich laat dopen met zijn hele huis, nemen we aan dat er ook kinderen bij zijn geweest. Het Nieuwe Testament geeft echter geen uitsluitsel op de vraag hoe oud deze kinderen dan precies geweest zijn. Uit vroegchristelijke apologetische bronnen weten we echter dat er kindergehuil werd gehoord door buitenstaanders en dat de christenen daarom werden verdacht van rituele kindermoord. Dat dit als argument van niet-christenen vandaan komt, maakt het aannemelijk dat er zeer kleine kinderen bij de erediensten aanwezig zijn geweest en dat zij waarschijnlijk zijn gaan huilen bij het bedienen van de doop, althans dit is een plausibele verklaring voor het gegeven dat de heidenen hen hoorden huilen.

Gebruikelijke praktijk

De meer gebruikelijke praktijk was echter dat er voornamelijk volwassenen werden gedoopt en dat deze volwassenen eerst grondig werden onderricht in de christelijke levenspraktijk. Dit gebeurde eerst door hen via gerichte literatuur kennis te laten nemen van de christelijke levenspraktijk, gekoppeld aan het bezoeken van de samenkomsten. De niet-gedoopten, de zogenaamde catechumenen, mochten de eredienst bezoeken totdat het heilig avondmaal werd gevierd. Pas na hun doop mochten ze ook het laatste gedeelte van de eredienst bijwonen en participeren aan de maaltijd van de Heer.

Waar werd de doop voltrokken?

In de eerste eeuw wordt de doop vaak bediend in stromend water, doorgaans buiten in de natuur. In de klassieke oudheid was dit veel beter mogelijk dan vandaag vanwege de rust die er toen nog overal in de natuur aanwezig was. Over de tweede eeuw zijn de gegevens schaars. Wel mag men aannemen dat de doop ook in de tweede eeuw nog vaak in de natuur werd toegepast. Tegelijk is duidelijk dat dat niet overal mogelijk was. In een grote stad als Rome was het dopen in de Tiber zelfs onmogelijk. De stroming van deze grote rivier was zo sterk dat deze situatie een ritueel als de doop per definitie onmogelijk maakte. 

(Volgende week: Ontwikkelingen in de bediening van de doop)

M.A. van Willigen

prof. dr. M.A. van Willigen is bijzonder hoogleraar Bijbeluitleg vroege kerk aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn


Commentaar

  • Nieuw leven 2024-04-19 17:47:34

    In januari begint het al: het wordt weer langer licht en de sneeuwklokjes gaan bloeien, en even...

  • Post 2024-04-06 07:36:05

    De laatste tijd valt het mee, maar het komt regelmatig voor dat de post wat vertraging heeft....

  • Lijdenstijd 2024-03-23 18:53:26

    Met de lijdenstijd lijkt onze samenleving niet uit de voeten te kunnen. Hoe anders is dat met...

  • Leipzig en Navalny 2024-03-07 19:01:01

    Vorige week waren mijn vrouw en ik een paar dagen in het voormalige Oost-Duitsland op bezoek bij...