‘… gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’ (1)
Hoe vaak moeten we diegene die ons heeft benadeeld vergeven? Maakt de grootte van het kwaad dan ook nog uit? Moet de dader eerst berouw tonen voordat hem vergeving kan worden geschonken? Is het mogelijk iemand zijn schuld kwijt te schelden voor het leed dat hij anderen heeft aangedaan? In een drietal artikelen komen deze en aanverwante vragen aan de orde.
Op 13 mei 1981 pleegde Mehmet Ali Ağca een aanslag op paus Johannes Paulus II. Ağca werd veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf. In 1983 bezocht de paus hem in de gevangenis, sprak met hem onder vier ogen en schonk vergeving. Daarna bleef hij met zijn familie contact houden. In het jaar 2000 deed hij een verzoek tot vrijlating.
Genadeloos
Een dergelijke vergevingsgezinde houding is vandaag eerder uitzondering dan regel. Ze staat haaks op wat we soms in onze eigen omgeving opmerken. In elk geval gaat deze houding in tegen een algemeen gevoelen in onze samenleving. Onze samenleving wordt gekenmerkt door hardheid en onverzoenlijkheid. De Deense filosoof en schrijver Søren Kierkegaard (1813-1855) deed in zijn tijd dezelfde waarneming en zocht naar de oorzaak:
'Zou dat ook niet komen doordat het geloof in de macht van vergeving zo klein en zo schaars is?' Ook de huidige cultuur lijdt aan dat kleingeloof. Miroslav Volf spreekt over a culture stripped of grace (een genadeloze cultuur). Er waart een geest rond van vergelding en afrekening.
Gave
Het evangelie spreekt echter over de blijde boodschap van vergeving. Deze boodschap houdt in dat wij de schuldenlast van de schouders van onze naaste mogen afnemen. Zij houdt ook in dat situaties niet hoeven vast te lopen of te ontaarden in een doorgaande spiraal van wraak en vergelding. Door vergeving is een nieuw begin mogelijk.
Deze mogelijkheid van vergeving hoort van oorsprong bij God. Uiteindelijk kan alleen God schulden vergeven. Hij is onze Schepper en Koning. Deze mogelijkheid van vergeving heeft Hij echter in het begin ook aan ons gegeven. Hij vindt er vreugde in wanneer zijn eigen manier van doen in ons weerspiegeld wordt. Deze manier is dat Hij graag vergeeft. Daarover spreekt onder andere Psalm 86: God is goed en ‘gaarne vergevend’ voor allen die Hem aanroepen.
De bevoegdheid tot het schenken van vergeving, die God in het gave ons heeft toegekend, is door de zondeval ernstig verbroken. Er ontstond een cultuur van vergelding en wraak. Daar waar mensen elkaar vergeven wordt iets zichtbaar van de genade van God die zijn schepping niet heeft losgelaten. In daden van vergeving in de wereld toont Hij de overmacht van zijn genade.
Herstel
God heeft echter in Christus de geschonden gave van vergeving hersteld. Ze wórdt ook hersteld en vernieuwd door de Geest. Wie door een echt geloof verbonden is met Christus, weet van de gave en vrucht van vergevingsgezindheid. Hij weet ook dat deze gezindheid noodzakelijk is. Zoals de Meester is, zullen zijn leerlingen zijn. Zij ontvangen deze vergevingsgezindheid door de Geest die in hen werkt.
Aan de mogelijkheid van het vergeven van diegenen die ons hebben benadeeld, denken we telkens als we in het Onze Vader daarover spreken: ‘… gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren’.
Wat God heeft gegeven, in Christus is hersteld en door de Geest wordt hersteld en vernieuwd, is voor ons een opdracht. Jezus heeft zijn discipelen uitdrukkelijk daarover onderwezen. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen Petrus Hem vroeg naar het aantal malen dat hij zijn broeder zou moeten vergeven. Het ging toen om de vraag naar vergeving voor iemand die tegen hem (enkelvoud, dus Petrus zelf) zou hebben gezondigd. Jezus zei dat dit tot zeventig maal zevenmaal moest gebeuren (Mat. 18:21-22). Jezus leert zijn discipelen dat zij vergeving mogen maar ook moeten geven. Zijn onderwijs is scherp: ‘Als jullie anderen hun misstappen vergeven, zal jullie hemelse Vader ook jullie vergeven. Maar als je anderen niet vergeeft, zal jullie Vader jullie je misstappen evenmin vergeven’ (Mat. 6:14-15).
Moment
Het geschenk van vergeving maakt de onderlinge verhouding op zichzelf nog niet direct goed. Dat is pas het geval als de ander de gave van vergeving accepteert. Die acceptatie ligt voor de hand als de dader berouw toont en vraagt om vergeving. Dan is de vergeving compleet en vindt er verzoening plaats. Vergeving komt tot haar doel als de ander daadwerkelijk en berouwvol zijn schuld erkent en het geschenk van vergeving aanvaardt.
Dat is dus een mogelijkheid voor ons als we benadeeld zijn: dan wachten we op de ander tot hij bij ons komt. Misschien is dit een manier van doen die ons van nature het beste ligt. Wie gaat zomaar naar een dader toe met het rijke geschenk van vergeving? Je geeft zo’n kostbaar iets niet zomaar weg. Dit wachten kan echter ook te maken hebben met onze zondige natuur en vooral met de oerzonde van hoogmoed. De hoogmoed die ons allen van nature eigen is, ziet graag dat de ander – bij wijze van spreken – voor ons op de knieën valt. Dan kunnen we onze hand over ons hart strijken en hem zijn schuld kwijtschelden.
Andere weg
Het evangelie leert ons dat er een andere weg is waardoor in de onderlinge verhouding een nieuw begin mogelijk is en die zonet al even is aangestipt. Deze weg is dat de benadeelde partij zelf het initiatief neemt en naar de schuldige partij toegaat. Als we dat doen, bieden we de ander zonder meer vergeving aan. We handelen dan in navolging van God. Is Hij niet naar ons toegekomen om vergeving te schenken zonder dat we daarom vroegen? Hij kwam zelfs naar ons toe toen wij nog vijanden waren. De vraag is of we in alle omstandigheden ertoe verplicht zijn om zelf het initiatief te nemen tot herstel van de geschonden verhouding.
Over twee weken deel twee.
D.J. Steensma, Feanwâlden